Koen Embrechts: “Een cultuur van fysieke uitmuntendheid creëren”

Dankzij zijn rol bij o.a. de Rode Duivels is Lieven Maesschalck zonder twijfel één van de bekendste kinesisten van België en een grote naam in de wereld van de sportrevalidatie. Wel, de Topsportschool kan met het aantrekken van Koen Embrechts even grote ogen gooien. Deze 48-jarige sportkinesist uit Deurne en woonachtig in Gooreind, brengt sinds deze zomer als vervanger van ‘oude krijger’ Fons Vranken namelijk een schat aan ervaring mee naar Vilvoorde dankzij zijn diverse rollen in de sportwereld.

Van het werken met topvolleybalteams en Belgische beachvolleykampioenen tot zijn inspanningen in andere sporten zoals basket, hockey en tennis: Embrechts heeft een indrukwekkend parcours afgelegd. Zijn benadering van fysieke training in de volleybalwereld belooft in elk geval een nieuwe dimensie toe te voegen aan de ontwikkeling van onze jonge toptalenten.


Zijn ervaring, gecombineerd met een vernieuwende aanpak, maakt van hem de ideale kandidaat om de volgende generatie volleybaltalenten naar nieuwe successen te leiden. Met een duidelijke visie en bewezen methodes is het in elk geval interessant om van kortbij op te volgen hoe de jonge atleten zich zullen ontwikkelen.

De overgang van Fons Vranken naar Koen Embrechts aan de Topsportschool markeert zo ongetwijfeld een nieuw hoofdstuk in de fysieke ontwikkeling van de jongens en meisjes die starten in de tweede graad. Bovendien belooft Koens benadering, gericht op zowel fysieke als mentale ontwikkeling, een frisse wind te brengen in de trainingsprogramma’s van de school.

 “Ik ben opgeleid als kinesitherapeut en heb me altijd sterk verdiept in het fysieke aspect van sport, met een focus op krachttraining en sportspecifieke training. Mijn pad in de volleybalwereld begon in de jaren ’90, waarbij ik nauw samenwerkte met topvolleybalteams. Toen ik door Koen Hoeyberghs werd benaderd om de fysieke hoofdcoach te worden op de Topsportschool, voelde dat als een natuurlijke stap in mijn carrière en een droom die uitkwam”, klinkt het wanneer we om een introductie vragen.

Volleybal heeft eigenlijk altijd deel uitgemaakt van jouw leven. Leg de link eens uit aan onze lezers?

Koen Embrechts: “Waar moet ik beginnen? (lacht). Ik heb een brede ervaring in volleybal, ten eerste als speler. Na mijn jeugd bij Mortsel, trok ik naar (Dilbeek en) Groot-Bijgaarden om uiteindelijk opposite te worden bij Puurs in ereklasse. Ik speelde vervolgens nog eens tien jaar bij Kruibeke, de ploeg die later PIV Waasland werd. In het beachvolleybal ben ik samen met Dieter Melis Belgisch kampioen geworden en speelden we tal van FIVB- en CEV-toernooien.

Ook de Topsportschool is geen onbekende voor mij, want vanaf het schooljaar 2000-2001 werkte ik er zes jaar lang samen met toptrainers Claudio Gewehr en Julien Van de Vyver en de lichting spelers zoals Simon Van de Voorde, Bram Van den Dries en Pieter Verhees. Vanuit mijn affectie met het volleybal is trouwens ook mijn praktijk in Wilrijk ontstaan en kwam er plots een aanbod van Menen. Daar heb ik drie jaar gewerkt als kinesist en fysical coach. Na Menen kwam Antwerpen en zijn we met deze beloftevolle club gestegen naar Liga A om even later tijdens het seizoen 2013-2014 de Beker van België te winnen. In tussentijd begeleidde ik ook Tom van Walle en Dries Koekelkoren naar een negende plek op het WK beachvolley en een vierde plaats op het EK.”

Best indrukwekkend, maar jouw lijstje is nog een pak uitgebreider.

“Via mijn praktijk was er een directe samenwerking met BLOSO, wat later uitgroeide tot Topsport Vlaanderen. Ik heb gewerkt met de Belgian Cats in de topperiode van Ann Wauters en voor Tennis Vlaanderen met een intensieve begeleiding van tennisspelers op topniveau zoals Alison Van Uytvanck, die ik samen met haar coach naar de top-30 van de wereld heb gebracht, Sofie Mestdagh en Greet Minnen (top-100) en destijds het jeugdig toptalent Zizou Bergs bij de mannen. In het voetbal volgde Beerschot in de jaargang 2011-2012 in de periode van de Argentijnse verdediger Gary Kagelmacher en de latere trainer Hernan Losada. Nadien kreeg ik een telefoontje van de Antwerp Giants waar ik nu mijn zevende jaar bezig ben als fysical coach en sportkinesitherapeut.”

Koen Embrechts naast coach Eric Van Drom

En dan is er nog jouw druk draaiende praktijk ‘Sport Performance Center’. Slaap jij eigenlijk nog?

“Weet je wat ik aan Koen Hoeyberghs vertelde, toen hij mij belde? Dat er jammer genoeg maar 24 uren in één dag zijn. Daarom zal ik op de Topsportschool nauw samenwerken met mijn collega Arno De Maeyer, waarbij hij verantwoordelijk is voor de dagelijkse trainingen en ik de algemene richtlijnen en schema’s opstel, met een focus op ‘load management’ en performance training.”

Leg dit eens uit in lekentaal. Of met andere woorden, wat is jouw visie op fysieke training voor jonge volleybaltalenten?

“Mijn aanpak is holistisch. Daarmee bedoel ik dat ik geloof in een evenwichtige ontwikkeling van kracht, flexibiliteit en mentale weerbaarheid. Het gaat niet alleen om het voorkomen van blessures, maar ook om het maximaliseren van prestaties. Samen met Arno richten we ons op een individueel aangepast programma, gericht op de lange termijn ontwikkeling van elke atleet.”

Er is een duidelijk leeftijdsverschil met jouw voorganger Fons Vranken. Zal dit ook vertaald worden in een andere manier van aanpak?

“Kijk, Fons heeft zonder twijfel fantastisch werk verricht op het gebied van letselpreventie. Mijn toegevoegde waarde zal meer liggen op performance training. We kijken naar de specifieke behoeften van elke atleet en streven ernaar hun potentieel volledig te benutten door een combinatie van traditionele training en innovatieve technieken.”

Wat hoop je te bereiken met de jonge atleten aan de Topsportschool?

“Mijn doel is om deze talentvolle jongeren niet alleen te helpen excelleren in België, maar ook op internationaal niveau. We willen atleten ontwikkelen die fysiek en mentaal sterk zijn, klaar om de uitdagingen van de topsport aan te gaan. Ik vind dat er op dat vlak een inhaalbeweging moet gebeuren, zonder dat ik daarmee wil zeggen dat mijn voorgangers niet goed gewerkt hebben. Ik wil gewoon een cultuur van fysieke uitmuntendheid creëren. We zijn nu bezig om een stevige basis te leggen waarop ook de komende generaties verder kunnen bouwen.”

Je bent nu sinds augustus bezig aan jouw tweede leven in Vilvoorde. Waar liggen volgens jou dan de grootste werkpunten?

“Een van de grootste uitdagingen wordt het omgaan met de diversiteit van de atleten, hun verschillende behoeften en het optimaliseren van hun prestaties. Dit vereist een individuele aanpak, waarbij we van elke volleyballer de unieke zwakke punten moeten identificeren en aanpakken. Mijn belangrijkste doel is bijgevolg de manier van werken en de kwaliteit van de fysieke training naar een hoger niveau te tillen. Ik wil een solide en duurzame trainingscultuur opbouwen, gericht op het ontwikkelen van atleten die niet alleen op nationaal niveau excelleren, maar ook internationaal als topspelers kunnen concurreren. Daar wringt momenteel, naar mijn bescheiden mening, een beetje het schoentje.”

Motivatie lijkt ons op dat vlak een sleutelwoord.

“Inderdaad, niet alleen bij de jongens en meisjes, maar ook bij mezelf en het hele team. Wat mij persoonlijk bijvoorbeeld motiveert, is de kans om een impact te maken op de volgende generatie volleybalspelers. Mijn persoonlijke ambitie is om bij te dragen tot het vormen van spelers die zowel fysiek als mentaal klaar zijn voor de uitdagingen van topsport, en om hen te helpen hun volledige potentieel te bereiken.”

Ben je van plan om specifieke strategieën of technieken, die je in andere sporten heeft gebruikt, toe te passen bij de volleybaltrainingen?”

“Absoluut, ik geloof sterk in het overnemen van succesvolle strategieën uit verschillende sportdisciplines. Bijvoorbeeld, de explosieve kracht en snelheid die we ontwikkelen in basketbal en tennis kunnen zeer relevant zijn voor volleybalspelers, vooral in acties zoals springen en snelle bewegingen op het veld. Evenzeer kan de nadruk op uithoudingsvermogen en coördinatie uit het hockey nuttig zijn voor het verbeteren van de algehele fitheid en behendigheid van volleybalspelers.”

Eigenlijk wil je zeggen: we gaan die jongens en meisjes wat harder laten trainen?

“Op basis van hun blauwdruk ofwel hun fysieke parameters zal dat bij de ene speler zeker zo zijn, maar bij de andere niet per se.”

Beoordeel eens het potentieel van de Topsportschool op zich?

“Dat is zeer moeilijk. Ik heb zeker al een aantal interessante profielen bezig gezien die het in zich hebben om een internationale carrière te maken. Kijk, we zitten daar niet alleen met heel veel talentvolle jongeren, maar ook met een professionele omkadering van topsportniveau. Ik herhaal nog eens, we stomen die jongens en meisjes niet klaar voor de Belgische competitie, maar wel voor het buitenland en de Red Dragons en de Yellow Tigers. Het gaat dus over een high end atleet en daarbij moet je verschillende vragen beantwoorden. Is hij flexibel genoeg? Heeft ze voldoende stabiliteit? Is hij voldoende krachtig? Is ze een goede beweger? Moeten we explosieve kracht ontwikkelen? Aan welk tempo gaan we dat doen?”

Een pak vragen dus en dan zit je nog met de verscheidenheid aan achtergrond en opvoeding en het verschil in leeftijd en maturiteit?

“Klopt. Dat betekent ook dat we voor elke atleet moeten kijken hoe ver we kunnen gaan en aan welke intensiteit. Er moet dus continu interactie zijn tussen de sportieve en medische staf. Gelukkig hebben we met Gerrit De Loose (hoofd medische cel), Bram Wuyts (primaire preventie) en dokter Luc Itterbeek op medisch vlak in elk geval een pak expertise in huis.”

Hoe pakken jullie het verschil aan tussen jongens en meisjes uit de tweede en derde graad?

“In de eerste fase zit je bijvoorbeeld met jongens die geselecteerd worden op lengte, waardoor de hefbomen op het vlak van beweging vaak nog ongecontroleerd verlopen. Van die gasten moeten we dus betere bewegers maken door veel stabiliteit toe te voegen, waardoor er een controle komt op de manier van bewegen. Bij een squat kijken we dus eerst of die beweging goed zit qua techniek en diepte. Als dat het geval is, kunnen we pas externe gewichten beginnen toe te voegen. In een tweede graad kunnen we dan het lichaam meer belastbaar maken en de trainingsarbeid opkrikken.

Voor de leerlingen van de derde graad gaat het meer over explosiviteit en snelheid. De focus bij de krachttraining ligt dus volledig op snelheid. Simpel gezegd, we trainen eigenlijk geen spieren, maar wel bewegingen aan hoge snelheid. We proberen bepaalde krachtvormen zo specifiek te maken zodat ze ook transfereerbaar zijn op het terrein. Krachtoefeningen moeten met andere woorden uitmonden in volleybalbewegingen.”

De zwakke plekken bij deze jonge volleyballers worden dus meteen blootgelegd?

“Maar daar draait het toch om als je topsporters wil opleiden? Op eender welk niveau of eender welke leeftijd zal men zichzelf moeten verzorgen en die zogenaamde weak links moeten opzoeken. Gelukkig beschikken we in de Topsportschool over voldoende uren om deze op te sporen. Op clubniveau is dat natuurlijk een ander paar mouwen.”

Nogmaals een pleidooi om jonge, talentvolle volleyballers zo snel mogelijk naar de Topsportschool te sturen?

“Ik ga daar niet onnozel over doen: er is altijd een weg buiten de Topsportschool, maar dat pad is toch een pak moeilijker. Ik begrijp natuurlijk ook dat dit praktisch gezien niet altijd mogelijk is, maar jongvolwassenen die uit deze opleiding komen, hebben gewoon een straatlengte voorsprong. Logisch, want ik denk dat we hier over een unieke omgeving beschikken, alleen al op fysiek vlak. Als ik kijk hoe onze atleten sinds augustus zijn gegroeid qua fysieke mogelijkheden, dat is op clubniveau nooit te evenaren. Ook al is het hier in Vilvoorde een serieuze structuur om te coveren, want het vraagt heel veel werk en het is iedere dag een uitdaging, maar dat maakt het ook juist aantrekkelijk.”

Tekst: Kenny Hennens

Foto’s: Koen Embrechts