Asterix-aanvoerster Manon Stragier: “Ik ben vooral mentaal sterker geworden”

Het klinkt een beetje onwaarschijnlijk voor wie het volley slechts van verre volgt, maar als zondag de finales beginnen van de play-offs bij de vrouwen is Manon Stragier met haar amper 24 lentes de tweede oudste speelster van titelfavoriet Asterix Avo Beveren. Alleen middenspeelster Laura Overwater is één jaartje ouder.

En toch is aanvoerster Manon Stragier aan een bijzonder straf seizoen bezig. Misschien wel het beste uit haar carrière. “Ik heb inderdaad nog op allerlei vlakken veel bijgeleerd, maar ik ben vooral mentaal sterker geworden,” bekent de Wevelgemse, die momenteel in Antwerpen woont en werkt, terwijl ze een relatie heeft met Jari De Busser uit Herentals, die dan weer eerste doelman in het voetbal is bij Liga 1B Lommel. Vlaanderen is klein!

“Eigenlijk ook leuk dat het niet iemand is die uit volley komt, want veel van mijn huidige vrienden en vriendinnen hield ik over aan mijn vier jaar Topsportschool in Vilvoorde. Met hem kan ik ook eens over iets anders praten. Ik denk zelfs dat hij meer verstaat van het volleyspelletje, dan ik van het voetbal. Het voordeel is ook dat hij bij zijn club, die dan weer bindingen heeft met het grote Manchester City, wel weet hoe het er professioneel aan toe gaat op topsportvlak. Het is leuk als je dan zo iemand aan jouw zijde hebt.”

Maar je begon wel als volleyspeelster bij Wevelgem?

Manon Stragier: “Ik begon vrij vroeg – misschien zelfs vroeger dan het eigenlijk mocht – te volleyen bij de jeugdploegen van Wevelgem, waar mijn vader de drijvende kracht was en waar mijn moeder vele jaren op het hoogste vlak meespeelde. En ik vond het leuk om daar met mijn vriendinnen wedstrijdjes te spelen.”

Jouw kwaliteiten werden al snel ontdekt en je verhuisde naar de Topsportschool en nadien naar Asterix.

“Ik heb twee jaar in de ploegen van de Topsportschool in competitie meegedaan en van 2015 tot 2017 speelde ik ook af en toe mee bij Asterix. Ze stimuleerden mij daar om meer spelgelegenheid te krijgen en dus verhuisde ik eerst een jaartje naar Michelbeke en nadien naar VDK Gent, telkens met Luc Engelschenschilt als trainer. In dat laatste jaar werd ik zelfs uitgeroepen tot ‘rookie van het jaar’, een bewijs dat ik opnieuw klaar was voor een verblijf van nu vier jaar bij Asterix.”

De evolutie die je doormaakte, werd ook doorgeseind aan Asterix.

“Niet alleen de evolutie op spelersvlak, want toen ik 18 werd, voelde ik me niet zo best in mijn vel, er was sprake van eetstoornissen. Op dat moment werd ik supergoed opgevangen door Asterix. Gert Vande Broek, Raf Vekemans en Kris Vansnick hebben me dadelijk uit de groep genomen, ze hebben me – samen met hun medische staff – een aangepast  programma voorgeschreven en me opgevolgd tot ik opnieuw de smaak te pakken kreeg om opnieuw te volleyen. Samen met Luc hebben ze mij gevormd tot de speelster die ik nu ben.”

En je was opnieuw welkom bij Asterix?

“Absoluut. Die club wordt uitstekend geleid, er heerst een familiale sfeer en iedereen kent er nog iedereen. Ik heb er in die vier jaren aardig wat bijgeleerd. Opslag en verdediging waren al redelijk goed. Ik ben ook nuchter genoeg om te weten dat ik aan het blok enkele centimeters te kort kom. Maar sinds mijn terugkeer bij Asterix, kreeg ik elke week extra-receptietrainingen. Ik mag toch wel zeggen dat ik op dat gebied stappen gezet heb in de goede richting. Bovendien heb ik met al die ervaringen toch wel aan maturiteit gewonnen en ik ben het laatste jaar vooral mentaal sterker geworden.”

Mogen we zeggen dat jullie als ploeg dit jaar ook sterker geworden zijn tegenover vorig seizoen, ondanks de leeftijd van deze groep?

“Vorig jaar grepen we naast de beker en naast de titel. Dit jaar veroverden we al de beker en zitten we in de finale van de play-offs. Dan mag je misschien toch wel stellen dat we sterker werden. Ik denk dat het vorig jaar iets moeilijker spelen was, omdat de groepsdynamiek niet ideaal bleek te zijn, terwijl we dit jaar veel meer alle neuzen in dezelfde richting gezet kregen.”

Is dat ook voor een deel te danken aan de aanvoerster, met wie het goed klikt met die uitzonderlijk jonge bende?

“Ach, je moet die rol van aanvoerster ook niet overdrijven. Ik moet soms even tussenkomen als er iets moet geregeld: wie, wat, waar? Ik zie ook dat er uit de Topsportschool veel meer meisjes dan jongens komen, die dadelijk inzetbaar zijn in de Liga A-clubs. Bij ons komt er misschien iets minder kracht te pas dan bij jongens. Vandaar. Ik ben geen luidruchtig type speelster, maar ik probeer er wel mee voor te zorgen dat iedereen de focus behoudt. Ik durf wel ingrijpen als sommigen zich niet houden aan het afgesproken scoutingsplan.

Maar ik vind het minstens even leuk als ik zie hoe sommige speelsters op korte tijd evolueren. De evolutie van Noor Debouck vind ik b.v. ook schitterend: hoe zij van een bescheiden, verlegen meid gegroeid is naar een open, pure en grappige persoonlijkheid. Ook naast het terrein. Mooi toch?”

Jullie trainen nog altijd vijf dagen per week?

“Op maandag, woensdag en vrijdag in Leuven, op dinsdag in Vilvoorde en op donderdag opnieuw in Beveren, om toch nog meer het contact met de club te behouden en de zaal goed aan te voelen.”

Is thuisvoordeel nog belangrijk? Hebben jullie eigenlijk dit jaar ooit verloren in de eigen zaal?

“Nee. Tegen Belgische ploegen hebben we in Beveren dit seizoen geen enkele keer verloren, maar Europees wel. Het thuisvoordeel is in deze finalereeks in die zin van belang dat we allicht zullen genieten van heel veel plaatselijke supporters, omdat we het voordeel hebben de mogelijk beslissende match bij ons thuis te spelen.

Al willen wij het zo ver niet laten komen. Een verplaatsing naar Gent, was nooit gemakkelijk voor ons. We verloren er b.v. van in het begin van de competitie, maar toen waren we ook nog niet echt compleet. In de volgende vier confrontaties met VDK Gent wonnen we al onze matchen. De stand is dus 4-1 in ons voordeel.”

In tegenstelling tot de bekerfinale starten jullie deze keer niet als underdog.

“Zoals we de laatste weken speelden, denk ik dat we aan de titelstrijd mogen beginnen als favoriet. Ik denk dat verschillende van onze speelsters aan hun beste seizoen ooit toe zijn. Persoonlijk is mijn communicatie met spelverdeelster Charlotte Krenicky op het terrein optimaal. Daar staat natuurlijk de ervaring van VDK Gent tegenover. Plus hun bijzonder sterk middencompartiment. De wedstrijden tussen Asterix en Gent waren steeds matchen op het scherp van de snee met veel sportieve rivaliteit onderling. Maar dat is er ook het leuke aan.”

Worden deze wedstrijden op een speciale manier voorbereid?

“Bij Asterix worden onze prestatie week na week en ook na bepaalde periodes geanalyseerd. Dat is het knappe werk van coach Kris Vansnick en zijn staff. Zo was er een analyse na de reguliere competitie. Het is ook zijn verdienste dat er nadien stevig getraind wordt op de werkpunten. En eigenlijk zie je al vrij snel dat die verbeteringen opgenomen worden en dat de ploeg er dus beter op geworden is. Die analyse kregen we ook na de play-offs en dus zijn er enkele puntjes bijgekomen waarop we zullen moeten letten in de finales tegen Gent. Maar welke dat zijn, ga ik hier niet vertellen. (lacht)

Vorig jaar beëindigde je jouw studies. Er niet aan gedacht om ooit de stap naar het buitenland te zetten?

“Ik heb de drie jaren ‘marketing en communicatie’ met afstandsonderwijs bij het Vives in Kortrijk op vier jaren tijd met succes gecombineerd met het volley. Maar om dat diploma te verzilveren met een full-time job was quasi onmogelijk. Ik heb dan in Antwerpen een half-time job uitgeoefend in de koffiesector. Maar volgend seizoen ga ik full-time professioneel volleyballen bij Asterix.”

Dus geen buitenlands volley voor Manon Stragier?

“Ik moet bekennen dat ik er vorig seizoen ernstig over nagedacht heb. Maar uiteindelijk kunnen we nergens beter zijn qua omkadering, qua staff en qua ploeg dan bij Asterix. En is het zo veel beter om ergens in de Duitse of de Franse middenmoot te gaan spelen, tegen mogelijk slechtere voorwaarden? Trouwens, ik ben het voorbije jaar nog gegroeid en ik denk dat ik nog helemaal niet toe ben aan het einde van mijn carrière. Ik weet dat ik op alle gebied nog kan verbeteren, dat er nog pure fysieke kracht mag bijkomen en dat ik graag ook nog enkele centimeters sprongkracht wil bijwinnen. Dat lijkt me allemaal mogelijk bij Asterix. Waarom dan veranderen?”

Denk je niet dat VDK Gent zichzelf een beetje verzwakt heeft doordat al heel vroeg bleek dat nagenoeg de ganse ploeg volgend seizoen elders gaat spelen?

“Of dat een reden kan zijn, weet ik niet. Maar het is een feit dat er veel te snel over transfers gesproken wordt. Dat begint al in november. Al denk ik dan ook weer dat elke speelster zich tot het ultieme moment wil bewijzen bij de huidige club. Bij ons blijft de ploeg voor volgend seizoen nagenoeg dezelfde met hooguit een drietal aanvullingen.”

En na de titelstrijd volgen al snel de wedstrijden met de Yellow Tigers. Wat verwacht je daar zelf van?

“Ik hoop er natuurlijk wel op dat ik opnieuw in de selectie zit. We speelden vorig jaar toch een schitterend WK met deze groep. Er blijft nog steeds wat onduidelijkheid heersen over de staff van de nationale ploeg. Ik hoop echt dat daar niks meer aan gewijzigd wordt. Ik denk ook niet dat iemand van deze lichting ooit problemen heeft gehad met coach Gert Vande Broek. Met hem hebben we België als volleyland toch op de wereldkaart gezet. En een nationale ploeg is toch topsport, waarin het van ervaring en details afhangt. En daar mag best een veeleisende coach bij horen.”

Waar ligt voor jullie dit seizoen de klemtoon?

“Eerst hebben we de Golden League met thuismatchen in Kortrijk (tegen Bosnië-Herzegovina en dan in Beveren tegen Zweden met de sterke zusjes Haak. De ene speelt bij Mulhouse en de andere bij de Italiaanse topclub Conegliano. Ik heb ze nog nooit ‘live’ aan het werk gezien en daar kijk ik wel naar uit.

Maar misschien nog belangrijker wordt het EK in eigen land (Gent en Brussel), waar we hopelijk toch op veel steun van de supporters kunnen rekenen. We spelen dit jaar dan wel geen VNL (Volley Nations League) tegen de wereldtop omdat we er nipt uitvielen, maar waarin we toch verschillende toppers onderuit haalden en als ‘underdog’ toch hele mooie resultaten behaalden. Je leert er ook onder stressmomenten spelen. Een opslag kan dan wel eens mislukken omdat je te veel risico wil nemen, maar dat beseft de coach ook wel.”

Wat waren voor jou de hoogtepunten in jouw nog jonge carrière?

“Dit seizoen was dat ongetwijfeld de winst in de beker van België. We wisten al eerder dan VDK Gent dat we de finale zouden halen en er werd binnen de groep wel herhaaldelijk gefluisterd van ‘het zou toch gek zijn om die te winnen’. We wilden niemand onderschatten, maar we hebben daar oprecht naartoe geleefd. En voor het eerst heb ik dit jaar ook genoten van de reacties van het publiek in dat unieke Sportpaleis. Eigenlijk de eerste keer dat ik in een bekerfinale compleet zonder stress op het terrein stond.

En natuurlijk hoort ook onze totale prestatie tijdens het ganse WK vorig jaar bij de topmomenten uit mijn carrière. Met als hoogtepunt de winst tegen Nederland in aanwezigheid van veel van onze vrienden en familie. Eigenlijk hadden we ook van Italië kunnen winnen, maar zwijg me van die rare situatie op het einde van de tweede set…”

Je zei nog niks over dat olympisch kwalificatietoernooi?

“Ik weet dat we in Japan moeten spelen met o.a. het gastland, Turkije en Brazilië als tegenstanders, als ik het me goed herinner. Dat is nog ver af. We hebben op het vorige WK wel van Japan gewonnen, maar ik denk dat we minstens één keer stevig moeten stunten. Noem kwalificatie voor de Olympische Spelen maar een stoute droom, die ik natuurlijk wat graag in vervulling zou zien gaan.”

Tekst: Marcel Coppens