Yves Kruyner: “Vroeger was ik te veel met mezelf bezig, dat is nu helemaal anders”

Als 18-jarige werd hem een grootse carrière voorspeld. In 2011, amper drie jaar later, maakte de Temsenaar deel uit van een glimmende generatie Red Dragons met toen nog ruwe diamanten zoals Kevin Klinkenberg en Pieter Verhees (Maaseik), Bram Van den Dries (Segrata), Sam Deroo (Roeselare), Gert van Walle (Macerata) en Matthijs Verhanneman (Ravenna). Hij speelt op dezelfde positie en is een leeftijdsgenoot van zijn goede vriend Stijn D’Hulst, maar in plaats van de finale van de CEV Cup te spelen, staat de nog altijd klassevolle setter komend weekend klaar voor de titel in… 2de nationale A.

Zegt de naam Yves Kruyner u nog iets? Er zou toch zeker een belletje moeten rinkelen bij wie beweert een kenner te zijn van het Belgisch volleybal, maar ook voor diegenen die het horen donderen in Keulen blijft het de moeite waard om onderstaand relaas tot zich te nemen. Het verhaal van Kruyner is er namelijk eentje van vallen, opstaan en weer doorgaan. De huidige spelverdeler van Vamos Stekene is het levende bewijs dat een volleybalcarrière en bij uitbreiding het leven niet altijd loopt zoals gepland. Maar ook, de passie voor het spelletje komt altijd boven drijven.

Toegegeven, ook ondergetekende moest de protagonist van dit interview even googelen. Al was het maar om uit te pluizen hoe het in godsnaam is kunnen gebeuren dat iemand met zoveel talent en amper 32 lentes op de teller toch vrede moet nemen met speelgelegenheid in tweede nationale. Ver onder zijn intrinsieke niveau dus, maar daar zijn diverse redenen voor, ook al hebben we die niet meteen teruggevonden in de talloze nieuwsberichten.

Wat we wel konden vaststellen, waren verscheidene lofbetuigingen over de huidige planningmanager bij de Belgische hoofdvestiging van het internationaal pakketvervoersbedrijf DPD. “Kruyner laat zijn talent bewonderen” of ‘Yves Kruyner steelt de show”, maar ook “Toen spelverdeler Yves Kruyner tijdens een sparring in Gent door zijn knie zakte, was Menen meteen onthoofd”. Die laatste woorden kwamen uit de mond van Ron Andelhof, de sportief coördinator en manager van toen nog Prefaxis Menen, een ploeg in opbouw, maar met steile ambities.

We zitten dan in volle voorbereiding van het nieuwe seizoen, maar in plaats van aan België te laten zien wat voor een topper jij was, stortte jouw wereld letterlijk en figuurlijk in. Leg eens uit.

Yves Kruyner: “Ik herinner het mij nog alsof het gisteren was. Ik had net een ganse voorbereiding met Menen afgewerkt, was topfit en inderdaad klaar om te schitteren. Tot ik in de laatste voorbereidingswedstrijd tegen Gent door mijn rechterknie zakte. Het verdict was pijnlijk: mijn voorste en mediale kruisband gescheurd en ik kon een kruis maken over mijn seizoen. Ik heb daarna tien maanden tijd nodig gehad om zonder krukken te kunnen lopen.”

Een kruis over jouw seizoen en jouw carrière?

“Van de specialisten uit het Universitair Ziekenhuis in Gent kreeg ik te horen dat ik wel zou herstellen, maar dat ik mijn knie nooit meer volledig zou kunnen strekken en dat ik altijd een knik zou voelen. Op aanraden van mensen in mijn omgeving ben ik toch om een tweede opinie gaan vragen en die vond ik bij dokter Koen Lagae in het AZ Monica. Hij stond toen, en nu nog altijd trouwens, heel hoog aangeschreven bij kruisbandconflicten. Hij vertelde me meteen dat ik niets moest geloven van hetgeen men mij eerder had verteld en dat ik van mijn blessure wel volledig zou herstellen. Achteraf gezien heeft hij gelijk gekregen.”

Hoe komt het dan dat je daarna nooit meer bij een ploeg uit de hoogste afdeling hebt gespeeld?

“Ik ga daar heel eerlijk in zijn. Omdat ik mezelf tijdens die zware revalidatieperiode waarschijnlijk niet 100% heb verzorgd. Tegenwoordig heb ik in het dagelijks leven absoluut geen last meer van mijn knie, behalve wanneer ik heb gevolleybald. Dat zegt genoeg denk ik.”

En waar heeft dat dan aan gelegen? Talent had je duidelijk te koop.

“Die tien maanden zijn heel moeilijk geweest, zonder twijfel de zwaarste periode in mijn leven. Ik heb toen heel diep gezeten en kreeg zelfs een afkeer van volleybal. Waarom? Als je van uw 14de tot uw 25ste elke dag op hoog niveau met volleybal bent bezig geweest en daar ook alles voor gedaan hebt, en dan plots alles in het water valt… Ik kon dat zeer moeilijk plaatsen.”

En was er toen niemand die je op mentaal vlak vooruit kon helpen?

“Toch wel hoor, maar ik liet gewoon niemand toe in mijn persoonlijke levenssfeer. Het liefst wilde ik toen niemand zien of spreken. Ik heb mij maanden afgeschermd van alles en iedereen. Ik zat echt in een zwart gat. Ik ben het seizoen daarna nog begonnen bij Zele in Liga B, maar mijn gevoel was nooit hetzelfde. En dat was ook zo de seizoenen daarna bij Lendelede en Gimme Waasland. De schrik om te hervallen bleef bestaan, waardoor ik moeilijk voluit kon gaan. Misschien zette ik ook wel te veel druk op mezelf? Ik wilde per se laten zien wat ik nog allemaal in mijn mars had en dat lukte niet. Dat woog niet alleen op mijn spelvreugde, maar ook op mijn niveau.”

Nochtans kon je vlak voor jouw blessure al terugkijken op een best wel aardige carrière met zelfs drie seizoen profvolleybal in Frankrijk.

“In Cannes heb ik echt genoten. Het was een prima club in een prachtige omgeving. Natuurlijk moest ik mij aanpassen, want het was voor de eerste keer dat ik twee keer per dag naar de training moest gaan. Of dat was in elk geval geleden van mijn periode bij de Topsportschool in Vilvoorde, al kan je dat natuurlijk niet vergelijken. Cannes was best wel top: Champions League gespeeld, gewonnen van de Russische topploeg Zenit Kazan, de finale van het Frans Kampioenschap gespeeld, enzovoort.

Ik was eigenlijk binnengehaald als doublure van Pierre Pujol, de setter van de Franse nationale ploeg, maar ik verzamelde zeker in mijn eerste seizoen best wel veel speelminuten. In mijn tweede seizoen was dat minder, omdat ik toen de tweede setter was na Toafa Takaniko, ook al van de Franse nationale ploeg. Mijn derde seizoen in Frankrijk was bij Martigues in de tweede klasse, maar daar was het organisatorisch veel minder en verliep mijn integratie niet zoals gepland.”

Daarna keerde je terug naar België en verdedigde je eerst de kleuren van Asse-Lennik en Puurs vooraleer het noodlot bij Menen toesloeg. Maar hoe belandde je na jouw periode in Liga B in tweede provinciale bij Knodde Meise?

“Ik had maar één doel meer voor ogen: mijn spelplezier terugvinden. Bij Meise kende ik enkele mensen en ik was er al eens training gaan geven, dus ik dacht: ‘Waarom niet?’. Misschien is het wel mijn redding geweest, want het plezier is teruggekomen en plots begon ik mij dan toch te ergeren aan het niveau, wat dus – met alle respect voor Meise – best wel een goed teken was.”

Ondertussen ben je aan jouw derde seizoen bezig bij Vamos Stekene en dat gaat je blijkbaar goed af. Hoe is het momenteel met jouw fysieke conditie gesteld?

“Daar wordt aan gewerkt (lacht).”

Wat bedoel je daarmee?

“Ik denk dat ik momenteel aan 50% van mijn mogelijkheden zit. Langs de ene kant is dat zeker nog ver van ideaal, maar langs de andere kant is het besef er wel opnieuw dat ik daarmee moet bezig zijn en dat alleen is al een goed teken. Kijk, ik ben geen topsporter meer zoals vroeger en ik amuseer mij gewoon. Ik train nu twee keer 2,5 uur per week en daarbuiten doe ik nog wat aan blessurepreventie zoals spier- en rugoefeningen. Misschien is het beter als ik wat meer zou gaan lopen, maar ik doe dat eigenlijk niet graag.”

Wat is er dan nog nodig om je fysiek beter te voelen?

“Het is moeilijk om daar een cijfer op te plakken, maar mocht ik de komende twee jaar nog een kilo of vijftien verliezen, zou dat zeker niet slecht zijn.”

En dan zit je op jouw streefgewicht van vroeger? Pakweg 85 kg?

“Nee, zelfs toen ik nog profvolleyballer was, woog ik net iets minder dan 100 kg met een vetpercentage van 14%. Kijk, ik zit opnieuw goed in mijn vel, ik hou van mijn werk, heb een huis en een toffe vriendin en ik amuseer me rot met volleyballen. Wat moet een mens nog meer hebben?”

Misschien nog eens een laatste kans om op het hoogste niveau te spelen? Zijn er na jouw horrorblessure bij Menen eigenlijk nog aanbiedingen geweest?

“Nee, maar er zou ook nog veel moeten gebeuren om opnieuw in Liga A te geraken. Ik pin me daar dus zeker niet op vast. Mocht die vraag er toch ooit nog komen, zou ik daar zeker over nadenken.”

Afgelopen week bleek Modena uiteindelijk te sterk voor Roeselare in de finale van de CEV Cup. Heb je gekeken? En knaagt het niet dat jij daar misschien ook had kunnen staan? Men heeft me verteld dat jou destijds een grotere carrière werd voorspeld dan pakweg Stijn D’Hulst.

“Ja, ik heb gekeken en nee, het heeft zeker niet aan mijn geweten geknaagd. Nu toch niet meer, als je mij dit vijf jaar geleden had gevraagd, was dat zeker anders geweest. Ik ken Stijn trouwens best wel goed en ik vind het fantastisch wat hij allemaal doet. Ik kan ook echt genieten van het succes van Roeselare.. Afgunst is er dus zeker niet.”

Met wie van de toenmalige generatie Red Dragons heb je nog contact?

“Ik hoor zeker nog verschillende spelers, maar Simon Van de Voorde bijvoorbeeld reken ik tot mijn beste vrienden. We zien en horen elkaar toch regelmatig.”

Mocht je de kans krijgen om de tijd terug te draaien, zou je de zaken dan anders aangepakt hebben?

“Misschien wel, maar is dat niet bij veel mensen zo? Ik heb me al verschillende keren afgevraagd of ik op mijn 19de niet beter in België was gebleven in de plaats van naar Frankrijk te trekken. Ik kon namelijk tekenen bij Maaseik.”

En nu zit je bij Vamos Stekene, maar speel je zaterdag wel voor de titel. Wat moet ik mij voorstellen bij de ploeg en de reeks?

“We hebben een goede mix van ervaren spelers, met o.a. Jo Coenen (ex-Gent) en Wim Backaert (ex-Borgworm en Antwerpen) en eigen jeugdspelers met potentieel zoals Kyan Vercauteren. Het niveau van de reeks is best wel prima met ploegen als Roeselare B (met de onfortuinlijke Stijn Dejonckheere) en Kortrijk.”

Was het de doelstelling aan het begin van dit seizoen om mee te spelen voor de titel?

“Eigenlijk niet, omdat het niveau van de andere ploegen toen moeilijk in te schatten was. In het midden van dit seizoen begon het wel stilletjes aan door te dringen dat wij best wel ambitieus mogen zijn.”


Nochtans, tot op een kleine maand geleden lazen we in een interview met jou nog niets over titelambities en hield je zelfs de boot af.

“Maar ondertussen wonnen we zowel van Kortrijk als Oudenaarde en verloor Roeselare al twee keer. Het gevolg is dat wij nu op de eerste plaats staan met vier punten voorsprong. Tegen Zedelgem moeten we kampioen spelen. Dat mag nu echt wel uitgesproken worden (lacht).”

Is de club klaar voor de overstap naar Liga B?

“Absoluut. Vamos is een echte familieclub die ook bepaalde zaken ambieert. De club kan bovendien rekenen op veel vrijwilligers en een mooie sporthal. Organisatorisch en structureel zit alles snor. De volgende stap wordt investeren in de jeugdopleiding.”

Misschien kan jij daar ook aan meewerken, want je bent bij Gimme Waasland al jeugdcoach geweest. Is dat een doel om later hoofdcoach te worden van een mannenploeg?

“Zeker wel en hopelijk zelfs in Liga A. Maar ik besef dat dit stap voor stap zal moeten gebeuren. Ik wil eerst ervaring opdoen in de lagere reeksen waardoor ik ook de tijd zal krijgen om mijn trainersdiploma te halen.”

Maar geniet zeker eerst nog van jouw spelerscarrière en hopelijk de titel met Stekene. Begint de stress in de kleedkamer al door te sijpelen?

“Nee, eigenlijk valt dat best goed mee. Iedereen beseft heel goed waar we mee bezig zijn.”

En anders ben jij er toch, met al jouw internationale ervaring, om de jongens met raad en daad bij te staan? Er wordt nog altijd gezegd dat jij magische baltoetsen hebt waarmee je als geen ander een ploeg kan laten draaien?

“Weet je, dat maakt het juist zo leuk en dat is ook een van de voornaamste redenen waarom ik mij zo amuseer. Ik kan nu eindelijk andere mensen helpen en dat is echt wel belangrijk in een ploegsport als volleybal. En vooral ook, ik voel me hier absoluut niet te goed voor. Pas op, dat vechten voor elkaar, ik heb dat moeten leren. Vroeger werd mij wel eens verweten dat ik te veel met mezelf bezig was, dat is nu helemaal anders. Ik ben de laatste twee seizoenen veel opener geworden en ik voel me daar heel goed bij.”

Dat horen wij graag. Volgende maand mag je 33 kaarsjes uitblazen, wat kunnen we jou nog meer wensen dan een fijne verjaardag?

“Minstens twee punten tegen Zedelgem, want als er alsnog een gelijke stand moest komen, dan hebben we nog altijd meer wedstrijden gewonnen. En daarnaast hoop ik op een goede zomer, zodat ik op volleybalvlak weer een stapje dichter naar de oude Yves kan groeien.”

Tekst: Kenny Hennens