Vrijwilligers van de week: Gisèle Van de Ven en Willy Vinck in het Sportpaleis

Zaterdagochtend om zes uur waren ze reeds present in het Antwerpse Sportpaleis om mee te helpen bij de opbouw van het terrein voor de volleyfinales van zondag. Eerder was die plek niet vrij wegens een optreden in dezelfde locatie.

Vroeger waren Martha en Paul Cambré er nog bij, net als Mia en Pierre Hilven, maar de steeds jong ogende Gisèle Van de Ven en Willy Vinck (80) zijn de overblijvers van een gans team vrijwilligers, dat zich bereid toonde hun weekeinde en soms zelfs enkele weken vrije tijd op te offeren voor de activiteiten van TopVolleyBelgium, inbegrepen de nationale ploegen. In de ‘week van de vrijwilligers’ zijn zij voor ons de ‘vrijwilligers van de week’.

Het mag dan nog steeds een heuse karwei zijn, de opbouw van het terrein verloopt de laatste jaren wel iets makkelijker door de inschakeling van een Nederlandse firma. Nu ja, zaterdagochtend rond 10 uur waren er toch ook een 40-tal mensen bedrijvig om zes uur later alles in orde te krijgen.

Het Sportpaleis 24 uur voor de finales beginnen.

“Maar vroeger kwam er ook heel wat bij kijken,” melden Gisèle en Willy.

“We moesten toen de matten gaan ophalen in Vilvoorde, ze op een camion proppen, ze aan het Sportpaleis uitladen en als het kon: ze een nachtje laten liggen op de vloer om zo veel mogelijk de ‘bobbels’ te vermijden. Maar we moesten niet alleen de vloer versleuren, ook de palen, het net, de scheidsrechtersstoelen, de ballen, de apparatuur die nodig is voor de tafelmensen, het scorebord, de computers, kortom: alles wat je nodig hebt in een klassieke sportzaal.”

Eens die taken tot een goed einde gebracht, kregen jullie nog andere jobs.

Willy: “Vanaf dat moment werd ik een soort ‘court manager’. Zorgen dat er ballen zijn, dat ze voldoende onder druk stonden, dat de trainingen in goede orde verliepen en dat achteraf alle ballen opnieuw beschikbaar waren. Want de deelnemende ploegen volgden mekaar op tijdens de trainingsmomenten. Ik was een soort zaalwachter, die alle probleempjes in de zaal moest oplossen: zorgen dat het net op de juiste hoogte hing, geen personen op het terrein, die er niet moesten zijn, de wedstrijdbal bezorgen aan de scheidsrechter…”

Gisèle: “Meestal moest ik – tijdens internationale wedstrijden – de ploegen ophalen aan de luchthaven en ze naar hun hotel brengen. Ik was zo’n beetje de gids van de teams. Bij problemen konden ze zich tot mij wenden. Ik was hun aanspreekpunt om b.v. voldoende water te voorzien tijdens de trainingen of in sommige gevallen de dokter te bellen of naar een apotheek te trekken.”

Wat blijft dan momenteel nog over van jullie taken?

Gisèle: “Wij moeten zelf de vloer niet meer leggen, maar we moeten wel toekijken dat een aantal kabels onder de vloer aangebracht zijn, zodat die achteraf niet opnieuw moet afgebroken worden. Daarom zijn we zaterdagochtend al zo vroeg aanwezig, want weinig speling hebben we niet als er vrijdag nog een concert plaatsvond. In principe moet alles ook proper opgekuist zijn. En verder helpen we die mensen van de Nederlandse firma wegwijs maken in het Sportpaleis.”

Jullie hebben er zelf ook voor gezorgd dat het vervoer van Vilvoorde naar het Sportpaleis vlotter verloopt…

Willy: “Ik heb daar inderdaad een systeem op gevonden dat alles een beetje ordelijker kon verzameld worden in Vilvoorde en dat niet alles samen moest opgepropt worden in die camion. Mits enkele technische klusjes zorgde ik ervoor dat alles in vier grote bakken kon opgestapeld worden, gebundeld volgens de manier waarop alles moest gebruikt worden. Alle IT-gerief en alle kabels zitten b.v. in één grote bak. Dat maakt het transport ook iets minder zwaar en beter georganiseerd. In het verleden waren al die vrijwilligers wel goed op mekaar ingespeeld, maar ja, iedereen wordt een dagje ouder en eigenlijk waren het vooral gepensioneerden, die qua tijd in aanmerking kwamen voor die job.

Efficiënte verpakking in grote bakken…

Een anekdote: heel wat buitenlandse delegaties kwamen kijken naar het karretje dat we zelf gemaakt hadden voor de plakband van de vloer.”

Als jullie langer dan één dag op een toernooi moeten verblijven, krijgen jullie daar dan ook een vergoeding voor?

Gisèle: “Als het voor de bekerfinales is, gaan we zaterdagavond thuis – in Willebroek – slapen. Maar als het voor de nationale ploegen is bij toernooien, blijven we in het spelershotel slapen. We krijgen ook een verplaatsingsvergoeding, maar een dagvergoeding willen we niet. We doen het tenslotte graag en vrijwillig.”

Willy: “Eigenlijk is het een uit de hand gelopen hobby. We zien graag volley en hier zien we het altijd op een hoog niveau en vanop de eerste rij. Als je bij een club vrijwilliger bent, dan moet je haast elke week present zijn. Wij hebben het op dat gebied eenvoudiger: we dienen er alleen te zijn voor de bekerfinales en de nationale ploegen. Wij blijven het doen zolang de gezondheid het toelaat, zo lang we het plezant vinden en zo lang er ook voldoende waardering komt van de verantwoordelijken van TopVolley zoals Geert De Dobbeleer of Sabine Neukermans. Die waardering komt er echter ook van de spelers en van de technische staf van de ploegen, want ze beseffen dat we een werk doen dat ook moet gedaan worden.

Gisèle: “Het is dan ook plezant dat er iets voorzien wordt als alle taken beëindigd zijn en dat we gezellig bij mekaar nog wat kunnen napraten. Iedereen kent ook zijn/haar taak. We geraken daar geroutineerd in. Het is natuurlijk ook goed dat we meer en meer steun krijgen van de mensen van Volley Vlaanderen, want op het einde van zo’n dag is bij iedereen nagenoeg de pijp uit. Maar je weet mekaar te vinden en je ziet waar er eventueel nog moet bijgesprongen te worden. Alles is ook efficiënter geworden.”

Je hebt in al die jaren ook wel een aantal anekdotes meegemaakt…

Willy: “We hebben tegelijkertijd ook een aantal generaties zien passeren. De meesten kenden we dan al wel vanuit de Topsportschool in Vilvoorde.

Gisèle: “Ik herinner me nog een ironisch verhaal met een bus. Doordat de busmaatschappij door onvoorziene omstandigheden geen grote bus meer ter  beschikking had, kwam ze op Zaventem aan met een schoolbusje met 22 plaatsen. Het had heel wat in om daar twintig dubbele meters in te krijgen. Het is nadien nooit meer gebeurd.”

Willy: “Tja, bubbels op het terrein. Soms onvermijdelijk. Als je die vloer legt, is het dikwijls nog danig koud, maar als het Sportpaleis vol zit, wordt het warm en dan krijg je wel eens kleine verhogingen op het terrein. Niks aan te veranderen.”

Ballen die verloren gaan…

Willy: “Komt zelden voor. Als er na een training ballen ontbreken, wordt het Sportpaleis onderste boven gehaald. Toch gebeurt het nog dat bij de afbraak een bal uit een doek of onder een podium tevoorschijn komt.”

Bekendheid? Waardering?

Willy en Gisèle: “We zijn nu al zo lang bezig met deze job, dat een supervisor b.v.  wel eens dadelijk naar ons komt om instructies te geven. Achteraf is iedereen gewoonlijk wel heel tevreden. En toen we ooit in Zaventem uitkeken naar de komst van een ploeg, kregen we een tikje op de schouder van een scheidsrechter, die ons herkende en vroeg waar de bus naar het hotel vertrok.”

Het is wel leuk als je na het toernooi ook internationale waardering krijgt. We ontvingen al regelmatig truitjes van zulke ploegen, maar meestal kunnen we daar wel iemand anders plezier mee doen. Zo is het ook gebeurd dat iemand van ons mee mocht met de Turkse ploeg, die ontvangen werd op het consulaat in Antwerpen. Ook een leuke attentie.”

Moeten jullie soms ook streng zijn.

Willy: “Absoluut. Zo zullen wij b.v. nooit een ‘loper’ meegeven met iemand om alsnog iets uit de kleedkamer te halen. Dat kan hooguit onder begeleiding.”

En toch kwam het allemaal tijdig in orde…

Tekst: Marcel Coppens