Sarah Cools: als deze alleskunner stopt, verliest ons volley één van haar grootste talenten

Ze is nog maar 26 jaar. Ze is zonder discussie de meest polyvalente volleybalster die België ooit gekend heeft. Nationaal en internationaal. Hoekaanval, middenspeelster, opposite, ze kon het allemaal en in het beachvolleybal stak ze er ook bovenuit.

Een paar dramatische blessures op rij breekt haar carrière abrupt af. “In de zaal keer ik waarschijnlijk nooit terug”, verklaart Sarah Cools, thuis met mama trouw aan haar zijde. “Misschien kan ik ooit nog ‘beachen’, maar dat is echt geen zekerheid.”

Eerst waren er de schrikwekkende beelden van een foute landing, waarbij jouw voet helemaal los van jouw onderbeen zwabberde. Daarna de ingewikkelde polsblessure na een verdedigingsactie, vorig jaar tijdens de voorbereiding op het seizoen. En nu – net nadat je zo hard aan jouw comeback gewerkt had – opnieuw een polsbreuk, gewoon tijdens het blokken.

Sarah Cools: “Ik weet niet of dat laatste trauma het gevolg is van de vorige blessures. Maar ik vermoed van wel. Ik ben dus nog maar eens geopereerd. Ik heb een plaatje in mijn pols, en nu bij de recente ingreep heeft men het littekenweefsel van de vorige keer weggenomen. Ik kan mijn pols amper buigen. Landen na een verdedigingsactie op de grond – dan heb je jouw handen nodig – is onmogelijk. Een polsslag bij de smash kan niet meer. Ik heb dus een heel beperkte mobiliteit. In mijn pols is elke beweeglijkheid verdwenen. (Sarah toont dat ze het gewricht amper 10 procent kan buigen, red.)

Het is de druppel geweest, de emmer is vol. In de zaal stop ik sowieso. Ik vraag me iedere dag af of beachvolley – misschien in een verre toekomst – nog zou kunnen, want ik doe het zo graag. Ik ga mezelf geen streefdatum vooropstellen. Dat is zinloos.”

Het is keihard, telkens terugkeren na een zware blessure. Het plezier verdwijnt, het vergt veel moed. Die tweede polsbreuk was er eentje te veel?

“Ik zit elke dag bij de kiné. Om millimetertje per millimetertje mijn pols meer beweeglijk te maken. Het probleem is dat ik de dingen niet zo maar doe. Ik wil me voluit kunnen geven. Mezelf smijten in elke actie. Half werk is niets voor mij. Het plezier moet overheersen.

Nu is er vooral frustratie omdat ik niets kan uitvoeren zoals ik het wil, zoals ik het kan. Weet je dat mijn hobby ‘crossfit’ is? Lekker intensief springen, duwen, gooien, klimmen, tillen en trekken. Bij die fysieke oefeningen kan ik me helemaal uitleven. Wanneer ik met volleybal zou stoppen, zou ik zeker met ‘crossfit’ doorgegaan zijn. Nu kan ik zelfs dat niet meer, want je bent verbaasd tijdens hoeveel bewegingen je de pols nodig hebt.”

Je kan tenminste – als troost – terugblikken op een knappe carrière. Je was terecht een voorbeeld voor zo veel volleybalsters.

“Ik heb inderdaad vooral goede herinneringen aan de clubs waar ik gevolleybald heb. En aan het beachvolleybal natuurlijk. Dat zorgde ook voor prachtige memoires samen met mijn toffe beachpartners en trainers. Het was toch wel intensief, maar ik vertelde het je reeds. Al dat dynamisch werk, dat doe ik graag.

Het begon reeds in het vierde, vijfde en zesde middelbaar toen ik drie jaar lang bij Asterix Kieldrecht volleybalde en dan kwam de nationale ploeg er nog bij. Daarna ben ik naar Amigos Zoersel gegaan, om dan een jaar later – samen met Katrien Gielen – alles op het beachvolleybal te zetten. Dat project is helaas niet helemaal doorgegaan en toen ben ik naar Amigos Zoersel teruggekeerd. In dezelfde periode begon ook de samenwerking met Lisa Van den Vonder in het zand. We beleefden fantastische momenten samen, want we kwamen – en komen nog steeds – heel goed overeen. Daarna trok ik naar As/Tongeren. Dat duurde maar één jaar, want alles werd stilgelegd door corona.

Mijn laatste club was dus Antwerpen. Ik ben ontgoocheld dat ik daar niet meer aan de club heb kunnen geven – met al de blessures – want Cristina Moga is toch een van de warmste en beste trainers die ik ooit gehad heb. Ze controleerde mijn herstel vrij uitgebreid, maar dat was altijd met goede bedoelingen. De bezorgdheid, de interesse in de speelster naast het volleybal. Zij was gewoon helemaal van de kaart, toen zij mijn voetblessure zag.”

Je was vier keer kampioen van België in de zaal, je won vier keer de Belgische beker. Bovendien won je drie keer de titel in het ‘Belgian Beachvolley Championship’. Je was internationaal actief, en je vertegenwoordigde België in de zaal en in het zand. Bovendien werd je tot ‘MVP’ gekozen in 2021.

“Als je het zo bekijkt, dan ben ik tien jaar ononderbroken – winter en zomer – met het volleybal bezig geweest. Uitgezonderd die paar maanden met Katrien Gielen. We hebben in het internationaal beachcircuit toen geen enkele officiële wedstrijd gespeeld, want we werden niet ingeschreven. Een spijtige herinnering.

Ik heb nooit die afwisseling van beach en indoor als belastend ervaren. Had ik nu OK geweest – eigenlijk was ik op de goeie weg na die vorige polsblessure – dan waren Lisa Van den Vonder en ik nu al opnieuw aan het trainen in het zand. Ze heeft gelukkig Louka Maertens als nieuwe beachpartner gevonden. Ik kom zeker kijken deze zomer. Ik hoop dat ze het goed doen.”

Het moet toch belastend zijn – vooral op mentaal vlak – altijd die favorietenrol invullen. Altijd met jouw lichaam bezig zijn en revalideren. Bovendien waren er de steeds terugkerende financiële zorgen om het allemaal te kunnen betalen.

“Die favorietenrol was speciaal. Winnen was op de duur normaal, we konden alleen maar verliezen. Anders was het niet goed en waren we niet tevreden. De beachfinale vorig jaar tegen Ruysschaert-Van den Broeck was daar een typisch voorbeeld van. Zij hebben dat uitstekend gedaan, hoor. En ze hebben de Belgische titel verdiend. Toch hebben we op het Muntplein eventjes de prestatiedruk aangevoeld. We legden de lat zelf hoog. De druk kwam niet van anderen, maar kwam van onszelf.

En het steeds bezig zijn, zodat jouw lichaam altijd topprestaties kan leveren. Dat hoort erbij, vind ik. Het was zelfs een teleurstelling dat ik – bijvoorbeeld tijdens het eerste beachtoernooi na mijn voetblessure – niet kon volleyballen zoals ik het wou. We wilden het uiteraard beter doen, maar dat kon toen niet. Het is een filterdunne lijn. Het geduld hebben om er niet te vroeg aan te beginnen. Want na zo’n eerste toernooi, vlak na zo veel inspanningen om terug te keren, blijkt dat je er eigenlijk niet klaar voor was. De goesting die daar tegenover staat om er terug in te vliegen en je beachpartner niet in de steek te laten, is confronterend. Bewegen was mijn leven. Wanneer je fysiek in topconditie bent, dan geeft dat een mentale kracht. Je voelt je gewoon beter in jouw vel. Dat nodigt uit tot presteren.

Met Lisa Van den Vonder (2)

Die vele zorgen om het financieel rond te krijgen. Dat is inderdaad een ander thema. Je wilt er alles uithalen en dat lukt niet, omwille van de centen. Mijn job heeft altijd in functie van het volleybal gestaan. Maar internationaal beachvolleybal kost veel tijd en veel geld. De zoektocht, de puzzel om dat te kunnen realiseren was toch wel heftig. Tegelijkertijd besef ik op dit moment reeds dat ik die buitenlandse toernooien het meest zal missen. Het zal pikken wanneer ik de beelden deze zomer terug zal zien.

Het was ook een voortdurend gevecht om uit de laagste categorie in het internationaal beachvolleybal te geraken. Je weet dat er drie niveaus zijn. Future, Challenger en Elite. Wij konden alleen ‘beachen’ in de zomermaanden. Wegens de financiële beperkingen – uiteraard ook planmatig, want we waren geen professionals – konden we niet aanwezig zijn op alle toernooien. Het was onmogelijk om alle kansen te benutten om de broodnodige punten te vergaren. Zo blijven de mogelijkheden beperkt om naar een hogere reeks te gaan. We hebben behoorlijk goede resultaten gehaald (In Turkije, Italië, telkens 2de. In Sofia, Ljubljana en Leuven telkens 3de, red.) Maar we bleven in het ‘Future’ verhaal hangen. We hebben onszelf zelfs nooit ingeschreven voor een Challenger toernooi. De plannen waren er om dat volgende zomer wel te doen.”

Die polyvalentie van jou, is dat een vloek of een zegen.

“Ach, die veelzijdigheid vond ik zelfs leuk. Ik verdedigde graag maar als middenspeelster moest je steeds plaats ruimen voor de libero. Bij Antwerp Volley waren we hierover wel met oplossingen bezig. Aanvallen vanuit het centrum – als middenspeelster – zorgde wel voor de meeste mogelijkheden om te scoren. Maar wanneer ik in het achterveld mocht blijven staan, vond ik die ‘pipe-aanval’ ook wel tof. Dan kon ik me nog meer uitleven.

Die polyvalente is dus nooit een vloek geweest. Die blessures waren dat wel. Terugkeren en revalideren werd telkens harder. Ik wou steeds verbetering zien, hoe sneller hoe beter. Met mijn voet viel dat nog mee. Dat werd snel zichtbaar. Met mijn hand ging het maar niet vooruit. Dat genezingsproces verliep traag. De voorzichtigheid kruipt onder jouw huid en de revalidatie zit in jouw kop. Je doet voortdurend compensatiebewegingen om minder pijn te voelen of om jouw voet te sparen. Maar dat heeft zijn gevolgen. Andere spieren en gewrichten beginnen dan te protesteren.

Ik ga een nieuwe zomer in, zonder actief volleybal. Niet meer kunnen, waar je vrolijk van wordt. (Zucht). Ik moet afwachten hoe ik het zal verwerken. Maar met de juiste veerkracht kan je veel aan, dat heb ik al gemerkt.”

Tekst: Walter Vereeck