Emile Rousseaux: “Nog veel werk aan de winkel in veranderende maatschappij”

 Emile Rousseaux werd, in de rand van de EuroMillions Cup Finals in het Sportpaleis, door de Directeur Sportkaderopleidingen Kristof De Loose uitgenodigd om een clinic te geven. Meer dan honderd trainers stroomden toe en terecht, want de man, die na een pak succesvolle jaren in België, reeds anderhalf jaar bezig is in het nationaal trainingscentrum van Toulouse, vertelde alweer een pak boeiende dingen. We halen er een paar opmerkelijke quotes uit, die niet alleen voor trainers nuttig zijn. Ook voor iedereen die het volley een warm hart toedraagt.

Maar eerst even de situatie schetsen zoals hij die in Frankrijk beleeft.

“De Olympische Spelen die in 2024 in Parijs worden georganiseerd bieden een unieke gelegenheid om het volleybal in Frankrijk helemaal te hervormen en te heroriënteren. Het is een lange weg en een moeilijke taak om iedereen die betrokken is met de jeugdopleiding te overtuigen.

Er zijn negen volleybalscholen in Frankrijk, negen centra zoals de topsportschool in Vilvoorde. De U15 en U16 werken vooral regionaal. De beste speelsters worden geselecteerd en worden toegelaten in het nationaal volleybalcentrum in Toulouse. Maar 70% van de volleybalsters zijn niet genoeg getalenteerd, dat wil zeggen dat er nog 30% overblijft die voldoende mogelijkheden bezitten om in aanmerking te komen voor topvolleybal. Een moeilijk verhaal want het grootste deel van de groep mag de ontwikkeling van de echte talenten – die wél een toekomst hebben in het topvolleybal – niet tegenhouden of afremmen.

We hebben twee teams gevormd met geselecteerde speelsters. De eerste selectie speelt in de Franse competitie van de Ligue A onder de naam France Avenir 2024, de tweede ploeg in de Ligue B met voornamelijk de jongere speelsters. Op termijn worden ze opgeleid om bij een Franse club te spelen of om naar het buitenland te gaan. De Franse competitie worstelde in het verleden met een probleem want er waren slechts 18 speelsters met een Franse nationaliteit die actief waren bij de clubs in de hoogste reeks, 3/4 van de volleybalsters komt uit het buitenland. Van al die Franse speelsters waren er maar 25% die ook effectief in de basis stonden en bovendien waren 30% daarvan libero! Mochten er Olympische Spelen alleen voor libero’s georganiseerd worden, dan haalde Frankrijk ongetwijfeld een medaille. Er is dus nog heel veel werk, want de totale productie van volleybalsters aan de top gaat heel traag vooruit.”

De stiel van het training geven in de evoluerende maatschappij.

Dat was de veelzeggende titel van het discours dat de ex-trainer van Knack Roeselare in de catacomben van de Antwerpse sporttempel gaf. Emile Rousseaux vertelde natuurlijk veel meer, we beperken ons tot een selectie van een achttal opmerkelijke quotes.

  1. De job van trainer is een complex verhaal. Wat we doen, wat we beslissen, is 40% bepaald door ons DNA. Een volleyballer heeft snelle of trage spiervezels, is stressgevoelig of niet, is rationeel ingesteld of is introvert … 40% van het DNA wordt ook bepaald door de omgeving. In een positieve omgeving wordt een kans op slagen groter.

De juiste keuze van een club waar je als trainer gaat functioneren, is belangrijk. Een groot deel – dat is die 40% toch wel – van de opbouw wordt bepaald in functie van de context van de club waar je werkt. En 20% van wat je er zelf wil insteken als trainer – de “libre article” – is van invloed op het totaalpakket. Welke stijl je ook hanteert, er telt maar één ding: welke vordering zullen jouw spelers maken. De Canadese wetenschapper Bertrand-Russell verklaart: wat mensen willen, is geen kennis, maar zekerheid. Trainer zijn, trainer worden, het is helemaal anders dan dertig jaar geleden. Want het is een maatschappelijk vaststaand feit: de basisconditie gaat erop achteruit. Tel maar op: hoeveel minuten per dag beweegt een jongere tegenwoordig. De wereldgezondheidsorganisatie heeft vastgesteld dat, wanneer je als kind gezond wil leven, je minimum één uur per dag matig (snel stappen) tot intensief (je zweet ervan) moet bewegen. België is op het gebied van bewegen een catastrofe. Maar Frankrijk is dat ook. Er is spijtig genoeg geconcludeerd dat de conditie bij de jeugd er elke vier jaar op achteruit gaat.

De eerste taak van een trainer is om de spelers/speelsters veel meer te laten bewegen, vanaf de warming-up. Met niet alleen aandacht voor het sport-specifieke, maar ook voor de algemene motorische ontwikkeling. De vraag is: wat steken we als jeugdtrainers in onze trainingen. Trainers kiezen soms voor hun eigen comfort en niet voor de opleiding van het kind. Het concept van sedentair gedrag is geboren. Met overal activiteiten die al zittend of al liggend worden uitgevoerd. In het normale leven wordt er al zo weinig bewogen, dus moeten we als trainers een activiteit aanbieden met zo veel mogelijk bewegingsimpulsen.

Een onderzoek in het basket bij de NBA leidde tot de volgende besluiten. Sporters met een multisport opleiding misten later minder wedstrijden, kregen minder ernstige letsels en hun sportcarrière duurde langer. De conclusie is helder: een gevarieerde sportopleiding heeft een positief effect op de coördinatie, de fysieke kwaliteiten en de gezondheid van de sporter. In Frankrijk, waar Emile Rousseaux bezig is met de jeugdopleiding, is dit zelfs een selectienorm. Indien men moest kiezen tussen volleybalsters met ongeveer dezelfde kwaliteiten of dezelfde lichamelijke probleempjes, dan werden de sporters, die alleen met volleybal bezig waren, niet geselecteerd.

  • Dertig jaar geleden was de jeugd nog aan het ravotten, was er een actieve vrije tijd, bestond de schermverslaving nog niet en was het voedselpatroon anders. Nu is er geen plaats meer om te ravotten en om zich motorisch te ontwikkelen. We doen zesduizend stappen per dag en dat zouden er twaalfduizend moeten zijn om gezond te blijven. De actieve vrije tijd wordt veelal in de luie zetel ingevuld (ongeveer 18 uur per week!), de jeugd is gekluisterd aan haar scherm (gemiddeld vijf, zes uur per dag!) en het voedingspatroon is ernstig gewijzigd. Die atleten – met beperkte basismotoriek, weinig conditie en coördinatie – krijgen de trainers van vandaag momenteel op hun trainingssessies. Dus moeten zij anders trainen. Het is een evenwichtsoefening: meer algemene motorische componenten in relatie met het sport-specifieke. Er moet een balans gevonden worden tussen algemene motoriek (kracht, lenigheid, coördinatie, …) en volleybaltraining (techniek, tactiek, spelvormen).

  • Het kennisvolume verdubbelt – met de vele informatiebronnen – om de zeven jaar. Levenslang leren is een must geworden. Door afstandsonderwijs, zelfstudie en nog meer middelen is er een kennisexplosie ontstaan die je als enkeling niet meer kan verwerken. Dus samenwerken is een must. Informatie filteren is een noodzaak, plus daarbij moet een coach leren omgaan met verschillende onderzoeken en dan de diverse resultaten omzetten naar de praktijk. Durf je om iets nieuw uit te testen, welke risico’s kan je daarbij nemen, past het in jouw context…

De taak van de trainer is daardoor nog omslachtiger geworden, met het gevaar dat je door die kennisexplosie alles wilt veranderen. En dat is ook niet nodig. De trainer moet opletten voor de valkuilen en vooral blijven observeren wat nuttig is voor de ploeg en wat er op dit moment gebeurt met jouw team. De waarde van de vernieuwingen moeten bekeken worden zonder het verleden weg te gooien. Het ‘hier en nu’ blijft het belangrijkste. Wat kan en moet ik aanpassen, wat heeft mijn ploeg op dit moment nodig.

  • Tijdens zijn clinic gaf de trainer van de Franse nationale vrouwenploeg nog een interessante tip voor de toehoorders. “Range” van David Epstein is een interessant boek voor ouders, coaches, kortom voor iedereen die bezig is met prestaties, succes en opleiding.
  • Emile Rousseaux eindigde zijn inspirerende uiteenzetting met een fijne quote van Coluche: “Het is niet omdat je met veel ongelijk hebt, dat jij gelijk hebt.”

Tekst: Walter Vereeck

Foto’s: Bart Vandenbroucke