Er staan voorname opdrachten op het programma van Asterix Avo. In Kieldrecht en later in Beveren hoort het project, waarbij talentvolle speelsters opgeleid worden, al jarenlang bij het DNA van de club. Jonge speelsters worden systematisch in het team gedropt. Het is een springplank voor een internationale carrière.
Gelukkig hanteren ze deze visie, want het team van coach Vansnick is de laatste tijd geconfronteerd met een aantal langdurige blessures. Die talenten – toekomstige Yellow Tigers – worden bijgevolg sneller voor de leeuwen gegooid. Manon Stragier is het meest recente slachtoffer. Zij liep vorig weekend tegen Bevo Roeselare een zware enkelblessure op en is weken buiten strijd. Kaat Cos is net op tijd terug na een maandenlange onderbreking en Helena Gilson is reeds een jaar lang op de sukkel.
Net nu staat de achtste finale van de CEV Cup op de kalender. Volero Le Cannet is een Frans topteam dat in de basisopstelling alleen maar buitenlandse speelsters heeft. Opvallend jonge volleybalsters die uit alle hoeken van Europa komen. Met uitzondering van Rios, de Braziliaanse spelverdeelster die reeds in Polen volleybalde. Er is ook nog hoofdaanvalster Fingall, zij komt uit de USA. Al de anderen zijn veelbelovende meisjes uit Duitsland, Servië, Wit-Rusland. Boomlang en boordevol talent. De Litouwse Staniulyté is voor de Belgische volleyballiefhebbers wellicht nog een beetje bekend, want vijf jaar geleden speelde ze bij Tchalou Volley.
Bovendien wordt zaterdag de eerste wedstrijd van de halve finale in de Belgische beker gespeeld tegen Oudegem. Wellicht nog een belangrijkere ontmoeting voor het team van coach Vansnick. Maar net op dit moment krijgt de trainer-coach van Asterix Avo tijdens deze hectische weken te maken met die blessures. De speelster die hiermee het hardst geconfronteerd werd, is Helena Gilson. De Limburgse aanvalster beleeft reeds een jaar lang een ‘jojo’-effect. Een, op mentaal vlak, zware slinger die heen en weer gaat, van herstel naar hervallen in een nieuwe of oude blessure.
Helena, kan je omschrijven hoe de langdurige blessure jou als sportvrouw heeft beïnvloed? Was er een moment waarop je jezelf opnieuw moet definiëren, los van de prestaties op het veld?
Helena Gilson: “Ik denk dat ik door mijn blessure dichter bij mijn ‘eigen kern’ ben gaan staan. Ik weet beter waarvoor ik sta, wat mijn grenzen zijn en waarvoor ik wil gaan. Ik heb ergens het gevoel dat ik tijdens mijn revalidatie volwassener ben geworden en zowel het volleybal, als alle andere aspecten van het leven, anders (misschien wel beter) ben gaan invullen. Mijn doorzettingsvermogen is stevig op de proef gesteld, maar ik kan nu wel bevestigen dat ik een stevige doorzetter ben. Mijn ‘mindset’ is gegroeid, in die zin dat ik sneller een klik kan maken na een moeilijk moment.
Mijn kijk op mijn sportcarrière is wel veranderd. Voor mijn blessure had ik alles uit mijn sport willen halen. Nu ben ik blij wanneer mijn knie het goed doet. Ik kijk niet meer naar de lange termijn. Ik probeer bewuster te genieten van de kleine overwinningen die ik nu bereik. En daar ben ik best wel fier over. “
Hoe heeft de blessure je mentale weerbaarheid getest? Zijn er specifieke momenten van twijfel geweest die je nu anders ziet in vergelijking met de periode toen je midden in het herstelproces zat?
“Ik heb tijdens mijn revalidatieperiode enkele dipjes gekend. Momenten waarop ik dacht “dit komt nooit meer goed”. Als ik daarop terugdenk, moet ik soms lachen met mijn eigen reacties. Ik heb altijd het vertrouwen gehad dat het mij zou lukken. Nu ben ik er rotsvast van overtuigd dat er geen enkele uitdaging is die ik (mentaal) niet aankan.
Zo’n revalidatie is echt een moment van reflectie. Op zulke momenten kom je jezelf tegen. Ik heb enorm veel steun gehad aan mijn ouders. Zij zijn goud waard. Ik bedank hen daar misschien niet genoeg voor. Zonder hen had ik hier wellicht niet gestaan. Ook de teams met alle kiné’s en trainers zijn doorslaggevend geweest. Tijdens de moeilijke momenten – en die zijn er echt geweest – had ik een uitstekend vangnet om mij heen. Zij pushten me terug naar een positieve ‘mindset’.
Daarbij wisten alle speelsters dat ik telkens – steeds opnieuw – hard aan het werk was om zo snel mogelijk fit te zijn. Omdat ik telkens aan de zijlijn aanwezig was om het team aan te moedigen, was er nooit een kloof tussen mij – als revaliderende speelster – en de anderen. Ik voelde mij, dankzij een uitstekende teamdynamiek, niet geïsoleerd of zo. Ook een schuldgevoel, omdat ik het team niet kon helpen, heb ik nooit gehad. Ik heb er immers zelf niet voor gekozen om mezelf zo zwaar te blesseren.”
Je hebt veel tijd doorgebracht met medische teams en revalidatiespecialisten. In welke mate is die ervaring nu een integraal onderdeel van je sportieve benadering? Vertrouw je nu meer op jouw lichaam en jouw herstelteam?
“Ik heb het grootste deel van mijn revalidatie bij ‘Move to Cure’ gedaan. Daar ontmoet je altijd atleten die hetzelfde meemaken. Ik kon mijn frustraties met hen delen, want zij wisten exact waar ik doorging. De kinesisten stonden ook steeds dicht bij mij en gaven de juiste ondersteuning. En natuurlijk ook mijn familie, de trainers en de speelsters gaven mij het gevoel dat ik er nooit alleen voor stond.
Ik ga nog steeds twee keer per week naar ‘Move to Cure’. Ik vertrouw mijn kinesist blindelings. Tijdens deze drukke periode vind ik het toch fijn dat hij bevestigt dat alles goed blijft gaan. Ik ken mijn lichaam ondertussen door en door. Ik weet op welke signalen ik moet letten, maar het doet toch deugd dat deze bevestiging van iemand anders komt.”
Kan je uitleggen hoe je omging met de spanning tussen het verlangen om terug te keren en de angst om opnieuw geblesseerd te geraken?
“Ik heb wel degelijk nachtmerries gehad over het moment waarop ik mij heb geblesseerd. Soms zag ik het scenario helemaal opnieuw. Ik ben met een psychologe gaan praten en ik denk dat dit mij wel heeft geholpen. Ik heb dit ook aan mijn kinesisten en mijn trainers gemeld. Ik heb gemerkt dat, hoe meer ik over mijn angsten sprak, hoe beter het werd. Op training maak ik soms nog mee dat het eventjes blokkeert in mijn hoofd. Dan is het opnieuw erg fijn om de steun van iedereen rondom je heen te voelen en te weten dat het oké is, wanneer je iets opnieuw moet proberen.”
Na maanden van herstel, wat gaf je de kracht om terug te keren en weer op het hoogste niveau te presteren, ondanks de onzekerheid die daarbij komt kijken?
“Ik wou vooral aan mezelf bewijzen dat ik het kon. Dat was mijn grootste drijfveer. Ik doe dit voor mezelf, voor niets of niemand anders. Ik werk zelf halftijds als kinesist. Ook op mijn praktijk zijn ze enorm betrokken bij het herstelproces. Ik plan mijn uren altijd in functie van de trainingen en de sessies bij de kiné. Beter worden is mijn prioriteit. De rest van mijn leven is daarrond gebouwd.
Eens wanneer ik terug niveau begon te halen, begon ik wel enorm te genieten van alle momenten dat ik terug op het veld mocht staan. Een beetje een positieve vicieuze cirkel. Ik werk er hard voor en word ervoor beloond met prachtige momenten op het veld. De wedstrijden tegen Tchalou voor de Europese beker, de halve finales die er nu aankomen… Het blijft smaken naar meer en dan is geen kracht of moeite teveel. Dan doe ik al die inspanningen met veel plezier.”
Wat betekent ‘volledig herstel’ nu voor jou? Is het enkel fysiek of heb je nu een bredere definitie wat het betekent om als mens en als volleybalster terug te zijn.
“Ik zie mezelf nog niet als volledig hersteld. Want ik ben nog niet de speelster die ik was voor mijn blessure. Fysiek gaat het goed en mentaal ben ik sterker dan ooit tevoren. Als topsporter wil je altijd meer. Krachtiger worden en nog hoger springen. Het is een groeiproces waarbij de vraag kan gesteld worden: is dat proces ooit volledig voltooid?”
Tekst: Walter Vereeck
Foto’s: Rudy Pollé