Roeselare-libero Dennis Deroey: “Ik speel voor de titel en voor de Red Dragons”

Het was een fijne week voor de 33-jarige Dennis Deroey: hij kreeg een contractverlenging voor twee jaren als libero van Knack Roeselare, waar hij zich zowat ontpopte tot beste libero van het land. Met trouwens indrukwekkende statistieken achter zijn naam: in de Champions League staat hij eerste in de categorie ‘best receivers’ met 45% perfecte recepties. En in de eigen EuroMillions Volley League staat hij eveneens op de eerste plaats met liefst 66% positieve recepties.

Toch ontbreekt bij de ervaren Wespelarenaar nog één ding op zijn palmares: een titel met Knack Roeselare, maar daar wil hij de komende weken verandering in brengen. Hij heeft trouwens nog een nieuwsje voor Volleymagazine: hij heeft bondscoach Munoz gemeld dat hij opnieuw een beroep kan doen op hem met het oog op deelname aan EK en hopelijk WK.

Raar dat jij nog wel een contract kreeg van twee jaar en jouw leeftijdsgenoot Hendrik Tuerlinckx blijkbaar niet meer. Gaan libero’s langer mee?

Dennis Deroey: “De overgang van Hendrik naar Haasrode verraste me zelf ook een beetje. Ze gingen nog met hem praten, maar blijkbaar waren ze er sneller bij in Haasrode. Maar ik denk inderdaad dat libero’s fysiek langer meegaan, omdat hun knieën en schouders meer gespaard blijven. Ik speelde vroeger trouwens nog samen met Hendrik bij de jeugd van Heverlee en we werden samen ook nog Belgisch jeugdkampioen.”

Elke keer als ik zie aan welke snelheid er soms kanonballen afgevuurd worden vanop de opslaglijn van de tegenstander, sta ik er ook versteld van dat die kogels schijnbaar gemakkelijk worden opgevangen door verdedigers en libero’s. Train je daar speciaal op?

“Soms krijg ik een afzonderlijke training en ofwel worden er verdedigende opties gegeven in aanwezigheid van twee trainers, ofwel wordt de ballenmachine in werking gesteld, die ballen afvuren tegen 100 tot 110 km/uur. Helemaal anders dan met een tegenstander aan de overzijde van het terrein. Perfect voor de training van een libero. Bij Knack Roeselare gaat het er ook op trainingen heel professioneel aan toe, met steeds twee trainers! Dat was elders wel eens anders.”

Beschouw je het als een ‘fout’ wanneer de tegenstander een ace scoort?

“Het blijft natuurlijk wel een foutje, maar het hangt er ook vanaf wat eraan voorafging. Je kan de verdediging indelen in zones, waar je verwacht dat de bal zal komen en je kan dus b.v. een stap naar links zetten. Als de tegenstander dan echter een kogel afvuurt die buiten die zones valt, dan hebben wij de verkeerde keuze gemaakt en de serveerder deed het dan uitstekend.”

Knaagt het niet aan jouw vertrouwen als je merkt dat de tegenstander jou als mikpunt heeft uitgekozen bij zijn opslagen?

“Nee, niet noodzakelijk. Soms zit er bij die keuze ook wel iets tactisch achter. Je kan als organisator van de verdediging wel trachten te zorgen dat de bal niet te veel terecht komt bij b.v. een receptie-hoekspeler bij wie het een beetje minder draait. Maar ik denk dat de receptie bij ons meestal wél goed is. In een competitie als de Champions League merk je natuurlijk wel dat de ballen harder aankomen, dat het sneller gaat en dat de tegenstander zelfs meestal niemand echt viseert, maar gewoon tracht die bal zo keihard als mogelijk aan de overkant af te leveren en dat is dan een opgave voor alle verdedigers.”

Jullie speelden intussen al zo dikwijls tegen mekaar, zodat je ook wel weet wat het verschil is tussen een staalharde opslag van b.v. Stahl, Maan of Esfandiar tegenover een float van Verhees of McCluskey. Train je daar nog speciaal op?

“Logisch dat we die verschillen kennen na zo veel keer spelen tegen mekaar. De videobeelden gaan dan ook minder daarover. Het wordt allemaal nog wel een beetje opgefrist, maar we bekijken dan meer een aantal andere details. We weten b.v. dat iemand als Mathijs Desmet nog af en toe een beetje ervaring mist in receptie. Hem proberen we dan een beetje te ontzien bij het ontvangen van een aantal harde ballen, zodat hij er minder moet pakken.”

Zie je verschillen met Dronkers, jouw opponent-libero bij Maaseik?

“Misschien dat hij soms nog iets meer de ballen bovenhands pakt dan ikzelf. Maar verder merk ik weinig verschillen. In februari verschenen er statistieken over de manier waarop spelers recepties pakten. In al die voorgaande maanden had ik welgeteld één bal bovenhands getoetst, terwijl Matthijs Verhanneman bij ons praktisch alle ballen bovenhands oppakt. Met goed resultaat trouwens. Ik heb ook een bepaalde periode gehad dat het iets minder goed ging met mij, maar na een babbel met coach Steven Vanmedegael ging het weer veel beter. Het vertrouwen kwam terug en nu twijfel ik niet meer.”

Als ik jullie bezig zag in de bekerfinale tegen Maaseik, dan concludeerde ik dat jullie kampioen werden. Maar toen ik een dikke week later Maaseik zag uitblinken tegen St.-Petersburg was ik daar helemaal niet zo zeker meer van. Waar zitten de verschillen?

“Ik denk dat het inderdaad veel te maken zal hebben met de conditie van de dag. Wij hebben al onze thuismatchen gewonnen en we zitten in ‘pole position’. Dat moet vertrouwen geven. Willen zij kampioen spelen, dan moeten ze minstens één keer op verplaatsing komen winnen en de twijfel doen ontstaan bij ons. Het scenario van twee jaar geleden – toen in de vijf play-offmatchen de bezoekers telkens wonnen – acht ik toch wel bijzonder uitzonderlijk. We weten dat Maaseik over een goede opslag beschikt, die vooral in hun eigen zaal rendeert. Maar verder kennen we mekaar zo goed, dat we weten welke wissels er mogelijk zijn en ik denk niet dat één van beide coaches nog met een ongezien tactisch plannetje zal afkomen.”

Waarin is Roeselare dan toch nog een tikkeltje beter?

“Misschien beschikken we toch wel over grotere wisselmogelijkheden met b.v. Van Schie – Ahji en hebben we in Mathijs Desmet een bijkomende, onverwachte speler die hen pijn kan doen met zijn opslagen en aanvallen. Hij is dit seizoen bijzonder sterk geworden in fysiek en mentaal opzicht. Hij is ook al iets meer ervaren intussen en als hij in receptie kan standhouden, dan acht ik dat toch een meerwaarde.”

Zijn er ooit wedstrijden geweest waarin je van jezelf vond dat je als libero toch een groot aandeel had in de winst van jouw ploeg?

“Dat overkomt je maar heel af en toe, want je staat tenslotte ten dienste van de ploeg. Ik herinner me toch wel één match en dat was toen we met Antwerpen in de Arena Maaseik uit de beker wipten in de halve finale. Het hing toen ook wel van details af en ik speelde toen een uitzonderlijk goede match.”

Heb je ooit een libero gehad waar je naar opkeek?

“Eigenlijk wel. Ik keek altijd bijzonder graag naar de Japanner Hiroyoshi Hanano, die bij Maaseik speelde en die altijd bijzonder beweeglijk en spectaculair was, zowel als receptie-hoek of als libero.”

Geen spijt dat je niet als receptie-hoek blijven spelen bent?

“Dat is een keuze. Bij Averbode was ik receptie-hoek en ook van Maaseik kreeg ik de aanbieding om te spelen als receptie-hoek. Bij Antwerpen werd ik dan weer libero, maar ik kan je verzekeren dat het na zes jaren receptie-hoek opnieuw opbouwen was om als een goede libero te fungeren. Maar ook daarin heb ik elk jaar stappen vooruit gezet.”

Is het een nadeel voor jullie dat er geen publiek zal aanwezig zijn?

“Ik denk dat het voor elke ploeg dit seizoen wel een beetje een nadeel was, maar dat we dat intussen toch al behoorlijk gewend zijn. Ik vrees trouwens dat er ook volgend seizoen misschien maar voor een beperkte groep supporters mag gespeeld worden. We proberen dat bij Roeselare op te lossen door zelf voor de nodige ambiance te zorgen, zowel op het veld als in de huppelhoek.”

Je speelde bij Averbode, Puurs, Maaseik, Halen, Antwerpen, Aalst, Roeselare en even bij het Duitse Düren. Van welk feit heb je de mooiste herinnering?

“Goh, ik heb nooit spijt gehad dat ik bij een professionele club als Düren gespeeld heb. Veel spelers zijn er weg getrokken, maar velen kwamen later ook terug. Ik volg ze nog steeds. Dit seizoen hebben ze op een haartje na de finale van het kampioenschap gemist. Maar (denkt even na) eigenlijk blijft de bekerfinale met Averbode het meest in mijn herinnering bewaard. We stonden tegen Maaseik met 2-0 voor, maar verloren nog met 2-3. Toch vond ik dat toen een impressionante bedoening.”

Wat ontbreekt nog op jouw palmares?

“Ik heb zeven keer de bekerfinale gespeeld en eindelijk voor de tweede keer gewonnen. Ik heb met Roeselare twee keer de beker en één keer de Supercup gewonnen, maar een titel haalde ik nog niet met deze ploeg. Dat zou dus de ultieme bekroning betekenen.”

Waar zien we jou terug na de competitie?

“Normaal gezien probeer ik – met Colson als ploegmaat – de droom van Koekelkoren-van Walle te helpen realiseren om via de Continental Cup toch nog een olympisch ticket te versieren. Dat toernooi eindigt op 9 mei. En ik heb deze week ook een telefoontje gekregen van bondscoach Munoz, aan wie ik beloofd heb dat hij na de Continental Cup op mij kan rekenen voor de Red Dragons. Enerzijds omdat ik veel problemen voorzie in het Belgian Beachcircuit, waarin Gent en Sint-Niklaas al zeker afhaakten en er zullen allicht nog toernooien volgen. Door Covid gaan de organisatoren allicht weer geen of weinig publiek mogen toestaan, zodat ze ook geen inkomsten hebben. Maar anderzijds wil ik mijn grotere maturiteit ook ten dienste stellen van de nationale ploeg en ik wil graag nog eens deelnemen aan het EK en volgend seizoen wellicht aan het WK. Dat kan mijn carrière alleen nog mooier maken.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke