Ruben van Hirtum start vandaag als advocaat

“Ik besef nu al dat ik de adrenaline nergens meer zal terugvinden, zoals ik die mocht meemaken in matchen van de Champions League of van de play-off-finales. Deze topmomenten in de sport zijn nu eenmaal ongelooflijk mooi,” blikt ex-Roeselarespeler Ruben van Hirtum met een beetje heimwee terug op een carrière die eigenlijk té abrupt werd afgebroken.

De 30-jarige Kempenaar mag nochtans pronken met een schitterend palmares: vijf keer Belgisch kampioen, vijf keer bekerwinst, drie keer winnaar van de Supercup, zeven jaar meegedaan aan de wedstrijden van de Champions League en met de Red Dragons in 2017 een vierde plek behaald op het EK in Polen.

Maar uitgerekend vandaag – 1 september 2020 – begint hij aan een nieuwe carrière: advocaat aan de West-Vlaamse balie en werkend voor één van de grootste advocatenkantoren van het land, K Law.

Ruben van Hirtum: “Eigenlijk moet je steeds gedurende de eerste drie jaren in de advocatuur werken als stagiair. Ze beschouwen dat als een soort beroepsopleiding. Ik mag pleiten, ik mag pro deo-afspraken aangaan, maar ik denk dat ik veel kan leren bij zo’n groot bureau met verschillende afdelingen in het ganse land. Eigenlijk is K Law een onderafdeling van het meer bekende KPMG. Waarom ik als Kempenaar koos voor de West-Vlaamse balie? Ik heb vraag en aanbod met mekaar afgewogen en het aanbod in Kortrijk kon mij het meest bekoren. Te meer omdat de liefde mij naar Melle bij Gent bracht en dat is maar een halfuurtje rijden naar het kantoor.”

Klinkt allemaal leuk, maar heb je toch geen spijt dat je dezer dagen niet meer meedoet aan de volleytrainingen en de voorbereidingswedstrijden?

Van Hirtum: “Ja, afscheid nemen was wel heel speciaal. Het gebeurde in de play-offs op een moment dat ik uitstekend op dreef was. In de voorgaande match was ik nog uitgeroepen tot mvp en dan gebeurt dat: een bijzonder zware knieblessure. Kruisbanden aan één kant afgerukt, meniscus ook, een breuk aan het scheenbeen en het dijbeen. Gevolg: elf maanden revalidatie. Ik heb die nog volledig afgewerkt. Zulke blessures komen nu éénmaal voor in de sport. Confronterend als sportman, maar tegelijkertijd het besef dat er nog andere dingen zijn buiten het volley.”

Je had nog een ander afscheid voor ogen…

“Ik vond eigenlijk niet dat ik op deze manier afscheid kon nemen van de sport. Ik weet niet of ik het hoge niveau van weleer nog zou kunnen evenaren, maar ik heb het Steven Vanmedegael en de club laten weten dat ik nog steeds alle opties open liet. Ik bezat immer nog steeds mijn licentie om te spelen in de nationale competitie of zelfs in de Champions League. Ik heb trouwens verschillende keren op het wedstrijdblad gestaan. Je weet toch maar nooit dat er iets onverwachts gebeurt. Maar helaas heeft de Corona-crisis alle mogelijk plannen aan diggelen gegooid en kwamen het beoogde afscheid en de come-back er niet.”

Heb je er intussen toch niet aan gedacht om – misschien op een lager niveau – aan volley te doen?

“Nee. Het was ofwel bij een topclub, ofwel nergens”

Ook geen ambitie om trainer te worden?

“Ik ken inderdaad veel van het volley, ik heb met uitstekende trainers gewerkt. Maar ik denk niet dat ik het geduld bezit om als trainer aan de top te geraken. Zeg nooit nooit. Ik blijf interesse behouden voor het volley en misschien lokt één of andere functie in het volley me toch nog.”

Verschillende spelers van Knack Roeselare werden intussen echte vrienden…

“Absoluut. Ik ben trouwens vorige vrijdag nog iets gaan eten met sommigen van hen. Wij hebben toch samen al die successen behaald: titels, bekers, zeven jaar Champions League. En dat gebeurde nagenoeg met dezelfde ‘kliek’ jongens. Dat schept een band. En nu is diezelfde groep weer samen: Tuerlinckx, Coolman, Verhanneman, D’Hulst, Dejonckheere… Ideaal toch!”

Je zal dan ook nog regelmatig gaan kijken naar de matchen van Knack Roeselare?

“Het laatste seizoen heb ik zeker niet alle matchen gezien. Ik vond het té pijnlijk. Ook nu ga ik niet meer naar alle wedstrijden kijken. Ik weet intussen ook wel wanneer het om de knikkers gaat. Maar bij de belangrijke ontmoetingen zal je mij nog wel zien.”

Velen zagen jou als één van de meest onderschatte spelers…

“Ach, ik speelde acht jaar voor Knack Roeselare, toch één van de absolute topploegen in België. Bij het bestuur en binnen de trainersstaff wisten ze best wel hoe belangrijk ik was voor de ploeg. Misschien dat zulks niet zo werd bekeken door mensen van buitenaf. Maar je mag ook niet vergeten dat kleppers als Tuerlinckx en Verhanneman op mijn positie speelden en je kan nu éénmaal geen vijf vedetten in één team hebben.”

Vond je dat niet frustrerend?

“Helemaal niet. Ik nam vrede met de rol die ik toegewezen kreeg. Ik ben daar nooit door gefrustreerd geraakt. Ik was ook niet iemand die een gans seizoen constant op hetzelfde niveau speelde, zoals Matthijs Verhanneman dat b.v. wel kan. Ik was iemand die kon pieken naar de belangrijke momenten. Vraag maar aan Aalst, Antwerpen of Maaseik; daar weten ze dat wel.”

Wat was voor jou het hoogtepunt uit jouw volleycarrière?

“Heel moeilijk om daar één moment uit te kiezen. Er waren wel meer momenten die een beetje uniek waren. Voor de allereerste keer spelen in het Sportpaleis was een ongelooflijke ervaring en dat je dan in die dolle sfeer nog kan winnen ook. Ogenblikken om nooit te vergeten! Voor mij persoonlijk vond ik ook die play-off-finale tegen Antwerpen wel heel bijzonder. We stonden toen 0-2 achter in de play-offscore, maar konden dat toch nog omzetten in 3-2 winst. Daarin had ik zelf een belangrijk aandeel en besefte ik als basisspeler dat ik toch heel wat in mijn mars had. De ploegmaats wisten ook dat ze op mij konden rekenen.

Verder staan er nog wel een aantal zaken op mijn lijstje van sterke herinneringen: Europees spelen tegen ploegen als Kazan, tegen wereldspelers als Leon… Onwaarschijnlijk. Maar ook bij de Red Dragons heb ik leuke momenten beleefd: een vierde plaats op het EK in Krakau met de beste coach van de wereld, nl. Vital Heynen.”

En wat zijn jouw ambities nu nog?

“We zien wel waar het eindigt in mijn nieuwe job, maar het zou natuurlijk leuk zijn, mocht ik er even succesvol in worden als in het volleybal.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke