Jos Rutten stelt enorme expertise ter beschikking van jeugdtrainers en van Volley Vlaanderen

Al vele jaren geldt Jos Rutten, de intussen gepensioneerde leerkracht L.O., als een autoriteit op het gebied van jeugdtrainingen in het volley. Dat blijkt eens te meer als je zijn gloednieuw boek ‘6 tegen 6, complex 1’ bekijkt. Niet verwonderlijk dus dat Volley Vlaanderen met een hernieuwde samenwerking uitpakt met de minzame Kinrooinaar.

Zo zal Jos terug de oefenboeken schrijven voor de Start2volley clinics die dan digitaal beschikbaar zullen zijn voor de jeugdtrainers in Vlaanderen. En indien corona het toelaat, zal Jos ook de clinics geven waarvan de video-opname beschikbaar zal zijn voor de lesgevers in de andere provincies.

“Je hoort soms: ‘Ach, het zijn maar kinderen’, maar zij maken precies het belangrijkste element uit van een club,” argumenteert Jos Rutten.

Jos, je bent met dit boek niet aan jouw proefstuk…

Jos Rutten: “ Klopt, dit is inderdaad het vijfde boek dat ik zelf samenstelde. En de doelgroep is net dezelfde als bij die voorgaande boeken, nl. de jeugdtrainers, hoewel ook de trainers van teams van hogere niveaus veel informatie kunnen halen uit dit boek. Ik had het geluk een heel goede leermeester te hebben in de persoon van Enrique Pisani. Meer dan twintig jaar heb ik trainingen en clinics gegeven in Limburg, naast het schrijven van een reeks trainingsboekjes. Ik beschreef daarin alle mogelijke trainingsthema’s en spelvormen in situaties van 1 tegen 1, 2 tegen 2, 3 tegen 3, 4 tegen 4 en nu dus ‘6 tegen 6’. Ik ben nu bezig met een laatste deel en dan denk ik dat ik – zelfs als ik ermee stop – een naslagwerk heb nagelaten met een gans spectrum aan mogelijkheden voor de jeugdtrainers en dat voor een volleybalopleiding van jeugdspelers van vier tot zeventien jaar. Ze kunnen dat alles na mekaar gebruiken. En mits enkele aanpassingen kunnen veel trainingen ook toegepast worden voor het beachvolley.”

Je had ook nog een bijkomende reden om dit boek te schrijven…

“Ja, ik wilde ook aandacht voor het verwerven van een bepaalde jeugdfilosofie bij de trainers. Wat betekent het om jeugdspelers op te leiden volgens de goede manier? Jeugdspelers moeten volgens mij opgeleid worden in alle aspecten van het spel en het is pas vanaf een bepaalde leeftijd dat men progressief kan gaan specialiseren. Ik ben ervan overtuigd dat deze wijze van opleiding niet alleen veel trainingsplezier (voor spelers en trainer) met zich mee brengt maar ook leidt tot de beste spelers. Mensen komen en gaan. Sommige jeugdtrainers willen té snel gespecialiseerde trainingen geven. Anderen weten het niet meer. Natuurlijk moeten de kinderen technisch en tactisch gevormd worden, maar het belangrijkste is dat je weet wat goed is voor elke speler of speelster en de wijze waarop je dit in de praktijk brengt. Door dit boek kan je er ook op papier naar terugkijken.”

Je lag mee aan de basis van het VIS-project (‘Volleybal Is Spelen’) en je bent lang bij vele clubs langs geweest, zelfs vele jaren bij Maaseik.

“Ik heb inderdaad meer dan vijftien jaren bij Maaseik gewerkt als jeugdcoördinator. Samen met een heel jeugdteam hebben we veel jeugdspelers een allround-opleiding gegeven die heel succesvol was, ook in de jeugdcompetitie. Samenwerken met Anders Kristiansson was wel moeilijk omdat hij er een andere visie over jeugdopleiding op nahield. In die periode heb ik het Regio-project opgestart omdat ik vond dat al die kennis niet beperkt moest blijven tot één club. Het project was bedoeld om clubs te helpen met jeugdwerking. Door het toenmalige Bloso werd het project verkozen als een voorbeeldproject voor andere sporten en werd de naam veranderd in VIS-project (volleybal is spelen)”.

En nu, bij een nieuwe generatie lesgevers, wil je via Volley Vlaanderen best fungeren als een soort mentor?

“Enkele maanden geleden kwam inderdaad die vraag via Stefaan De Brabandere en Ann Vanwittenbergh, die o.a. bezig waren met ‘Start2Volley’. Ik heb daar lang over nagedacht, maar uiteindelijk heb ik toegezegd. Ik ben niet iemand die op de voorgrond wil staan maar als ik jeugdtrainers, coördinatoren en jeugdbestuursleden kan helpen, dan kan ik het niet laten. Want jeugdtrainers krijgen vaak te weinig aandacht, respect en vergoeding maar vaak wel veel problemen (indelen in groepen, te weinig spelen, problemen met ouders enz.) Ik wil ze een hart onder de riem steken. Zeker belangrijk voor beginnende trainers. Ik heb ervaring opgedaan bij grote, maar ook bij zeer kleine clubs en ik denk wel dat ik weet waar er soms problemen kunnen opduiken. ”

Als je in de titel spreekt over ‘complex 1’, dan denk ik vooral aan de opslag. Niet?

“Wel, het zijn alle acties die plaats vinden na de opslag van de tegenpartij: receptie, aanval en dekking. In het boek waaraan ik nog bezig ben, gaat het over opslag, blok, verdediging en tegenaanval. Mijn boeken kwamen tot stand dankzij o.a. ideeën die ik vooral haalde bij Enrique Pisani, Emile Rousseaux, Marc Spaenjers,  Jan De Brandt… Jan las trouwens het laatste boek helemaal na.”

Je kende in jouw carrière ook wel eens tegenkanting…

“Ach, er zijn altijd wel goede en minder goede dagen. Maar ik voel me nog altijd blij in de enorme, boeiende wereld van de jeugd. Vooral samenwerken met toffe collega’s die meedenken over goede jeugdwerking, bezorgt me veel plezier. Ik voel het als mijn taak om het jeugdvolley te promoten en er hard aan te werken, ook al kent dat werk niet altijd de uitstraling die een eerste team wél heeft. Ik merk dan ook met plezier dat heel veel trainers – ook van onze nationale ploegen – bezield zijn voor een betere jeugdopleiding. Als jeugdtrainers toffe trainingen geven op maat van de kinderen dan blijven de kinderen enthousiast komen. Dan is het de kunst om ze verder op te leiden door hun gehele loopbaan volgens dezelfde jeugdfilosofie en principes.”

Moeten jongeren al snel kiezen voor een bepaalde plaats in de ploeg?

“Dat is een euvel dat ik nogal eens vaststel bij sommige trainers die al spelers U15 in de gewone competitie slechts één specifieke functie laten uitvoeren. Misschien vindt de trainer winnen belangrijker dan opleiden? Dat dit gebeurt in een bekercompetitie kan ik nog begrijpen, maar ik zou de spelers zeker niet belasten met een vaste plaats vooraleer ze bij de U17 uitkomen. Dat vind ik heel spijtig als dat toch gebeurt.”

Moet je de kinderen dan niet zo vroeg mogelijk laten specialiseren in het volley?

“Ik denk dat je de kinderen vanaf zeer jonge leeftijd een zo breed mogelijk spectrum aan mogelijkheden moet aanbieden. De bewegingsschool speelt daarin een zeer belangrijke rol. Je moet ze niet te snel laten specialiseren. In het boek ‘Range’ kan je lezen dat Tiger Woods zijn hele loopbaan nooit iets anders deed dan golf spelen. Daarnaast werd Roger Federer geplaatst, die in zijn jeugd aan verschillende sporten deelnam en die niet dadelijk wilde meedoen met tennistrainingen op een hoger niveau, omdat hij liever bij zijn vrienden bleef. Toch bereikten ze allebei de top in hun sport. Uit onderzoek blijkt dat, voor bepaalde sporten, vroegtijdige specialisatie niet altijd goede resultaten garandeert op langere termijn! Integendeel soms. Dus: niet te snel laten specialiseren, zou ik zeggen.”

Zie je daardoor misschien toch niet dat bepaalde goede spelers/speelsters technisch bepaalde tekorten bezitten?

“Dat komt zeer zeker voor. Misschien hebben zij niet het hele gamma van de opleiding  doorlopen. Daarom mijn pleidooi voor een universele opleiding.”

Je bent met pensioen. Nog plannen in het volley?

“Eerst mijn laatste boek (?) afwerken. Ik ben nog actief als ‘jeugdadviseur’ in enkele clubs en verder geef ik regelmatig een clinic in Limburg of in de andere provincies. En er is meer dan volleybal…”

Tekst: Marcel Coppens en Luc De Leenheer

Foto’s: Volley Vlaanderen en Jos Rutten