Vesko Ivanovic: een carrière van ‘Madam Soleil’ tot Krasnoyarsk

De jongere generatie in België zal misschien diep moeten graven in het geheugen om zich nog de naam te herinneren van Vesko Ivanovic. Nochtans heeft de 57-jarige Serviër met ook de Belgische nationaliteit er een carrière opzitten die mag gezien worden. Universitair Bachelor- en Mastersdiploma L.O. in Novi Sad met volley als specialiteit. En welke trainer kan er zich op beroepen dat hij actief was in België, Zwitserland, Griekenland, Turkije, Cyprus en het voorbije seizoen zelfs bij Yenisei Krasnoyarsk in Rusland?

En wie kan zich nog herinneren hoe hij supportersclub ‘Madame Soleil’ in Everbeur helemaal gek kreeg toen hij als uitstekend spelverdeler bij Averbode zijn ploeg naar de Belgische bekerfinale loodste en er enkele deelnames afdwong aan diverse Europese bekers. Door de Coronaperikelen vertoeft hij momenteel in zijn geboorteland Servië, maar hij kan bij zijn vrouw in Antwerpen op een tweede verblijfplaats terecht.

Vesko, je speelde meer dan tien jaar als spelverdeler van de Joegoslavische nationale ploeg, je nam deel aan het EK 1987 (België), 1989 (Zweden), (1991 Duitsland), aan het WK in 1990 (Japan), je bezit meer dan 200 caps bij die nationale ploeg. Met Vojvodina Novi Sad veroverde je vijf titels, drie bekers en je eindigde derde in de Champions League, zowel met Novi Sad als met Partizan Belgrado. Maar hoe kwam je eigenlijk in België terecht?

Vesko Ivanovic: “Ik ontdekte het Belgisch volleyball op het EK 1987 in België. Met Novi Sad speelde ik nog tegen Lennik in de European Cup of Champions, nu de CEV Champions League. Ik kwam toen in contact met de Argentijnse coach van Lennik, nl. Enrique Pisani. Zo kwam ik in contact met de Belgische competitie, want een manager had ik niet.”

Jouw Belgisch verhaal begon nochtans niet zo best…

“Klopt. Tijdens mijn eerste jaar kwam ik in 1992 terecht bij Genk, dat een jong en onervaren team bezat. Door financiële problemen vertrokken halfweg de competitie nog verschillende spelers, zodat slechts twee profspelers over bleven, de Pool Irek Nalazek en ikzelf. Na dit teleurstellend seizoen ging het heel wat beter bij Herentals. We stonden er haast op gelijke voet met de Belgische topteams. Toen ik later naar Everbeur trok, stond die ploeg laatste in de competitie, maar op een paar jaar tijd werd ze één van de Belgische topploegen.”

Je werd er zelfs een tijdje speler-coach. Niet moeilijk?

“Ik had eigenlijk besloten om te stoppen als speler. Maar om financiële redenen overhaalden ze me om een jaartje speler-coach te worden, wat een salaris minder betekende voor de club. Veel sceptici dachten dat het onmogelijk was om beide taken op topniveau te combineren, maar het bleek erg succesvol en het eerste jaar haalden we zelfs de bekerfinale, wat helemaal onverwachts was. Ik bleef bijgevolg nog een extra-jaartje als speler-coach, al bleef het natuurlijk wel moeilijk om na te denken over mijn eigen spel, maar ook nog over dat van het team. Gelukkig bezaten we een hecht team en de spelers waren heel ondersteunend. We waren toen niet alleen een Belgisch topteam, maar ook Europees spraken we ons woordje mee.”

Je bracht ook één van de beste Servische spelers van dat moment naar Averbode…

“Vladimir Batez was zijn naam en zijn komst betekende niet alleen een verrijking voor Everbeur, maar ook voor het niveau van de Belgische competitie. Hij speelde ook bij Italiaanse topploegen en hij was een echte professional, die zijn komst naar Everbeur bekeek als een ware uitdaging.”

Plots kwam je nadien ook terecht in het vrouwenvolley bij Tongeren…

“Ja, het eerste jaar was daar een groot succes: we wonnen zowel de titel als de beker en een jaar later speelden we Final Four in de European Top Teams Cup. Al bleef ik ervan overtuigd dat het gemakkelijker was om mannenteams te leiden in plaats van vrouwenteams.”

Vandaar de overstap naar de mannenploeg Pepe Jeans Asse-Lennik? Niet voor lang echter.

“Ik ben daar inderdaad halverwege de competitie gestopt. Geen financiële redenen, maar na lange gesprekken met de toenmalige sportdirecteur vond ik dat het best was om de samenwerking te beëindigen.”

Zijn er ploegen geweest in jouw lange carrière waar je niet betaald werd?

“Nee, buiten eentje! Ik werd niet betaald voor drie maanden in mijn eerste jaar bij Genk (1992). Maar ik verwacht daar eerlijk gezegd niet veel meer van.” (lacht)

Dan kwam je bij Volero Zürich terecht, een ploeg met een rijke, ambitieuze voorzitter en veel mogelijkheden om een sterke ploeg te vormen…

“Klopt. Dat waren twee succesjaren. Natuurlijk wonnen we beide jaren de beker en de titel in de niet zo sterke Zwitserse competitie, maar nog belangrijker was het feit dat we oog in oog stonden met de beste ploegen van de wereld. In het eerste jaar – met zowaar Virginie De Carne in de ploeg – speelden we de Final Four van de Champions League, waarin we nipt verloren van Dinamo Moskou. In het tweede jaar – zonder Virginie – haalden we top-6 in de Champions League. We wonnen toen ook het bekende internationaal toernooi van Basel, waarin we overwinningen behaalden tegen vier Champions League-ploegen en tegen de kampioen van Brazilië. Gewoon de hoogtepunten uit mijn trainerscarrière.”

Was Virginie De Carne de beste Belgische speelster waarmee je ooit aantrad. Beter dan Frauke Dirickx?

“Ik kan die twee toppers moeilijk vergelijken, omdat ik nooit aan Frauke training gaf. Maar Virginie was absoluut een uitstekende aanvalster. Geen twijfel natuurlijk.”

Je bleef wel in het vrouwenvolleyball?

“Zo’n tien jaar geleden beleefde het vrouwenvolley globaal gezien een echte ‘boom’. Er was veel talent, interessante professionele projecten en financieel aantrekkelijke opdrachten. Ik bleef zelf ook interessante opdrachten aangeboden krijgen en dus bleef ik in het vrouwenvolley. Eerst een jaartje Olympiakos in Griekenland en ik geloofde ook in het project van Charleroi het jaar nadien. Helaas bleek de club niet in staat een drempel te overbruggen en een professioneel project vol te houden. En dus bleven ze zich handhaven binnen hun mogelijkheden. Met clubmanager Jean-Pierre Mourari werkte ik nochtans uitstekend samen, maar ondanks onze gezamenlijke  inspanningen was de club niet in staat om hoger te mikken.”

Dan volgde Kolejliter Ankara. Zijn/waren de Turkse ploegen in die tijd sterker dan de Griekse?

“Absoluut. En nog steeds. De enige Griekse club die zich op professioneel vlak mag vergelijken met sommige Turkse ploegen, is Olympiakos.”

Na twee jaren Markopoulos Athene en opnieuw één jaar Charleroi, startte je met een agentschap Advanced Volleyball Consulting (AVC). Leg eens uit.

“AVC is ontstaan omdat ik zag dat er iets belangrijks ontbrak in onze sport, volley, nl. een professionele voorbereiding tijdens het off-seizoen. In andere grote sporten zoals het voetbal of het basket en natuurlijk ook in individuele sporten als het tennis, bestaan er grote academies waar men werkt met nieuw toptalent, maar ook met top-profspelers tijdens de maanden zonder competitie. Spelers die geen deel uitmaken van de nationale ploegen, moeten zo’n vier maanden per jaar zichzelf organiseren om te trainen. Dus AVC is een game-changer, waar ik werk met een professioneel team om tactisch, technisch en fysiek spelers en speelsters voor te bereiden op hun nieuw seizoen. Of het nu om hun eerste professioneel seizoen gaat, of op een opstapje in hun reeds gevestigde loopbaan.”

Je trok ook nog een jaartje naar AEL Limassol in Cyprus. Een onderschatte volleynatie?

“Ja het Cypriotisch volley is onderschat omdat daar jong volleytalent is. Maar het probleem is dat door de strikte regels (maximum drie buitenlanders per team) hun mogelijkheden beperkt zijn. Alleen als ze in de komende jaren hard werken met hun jonge spelers, zullen ze hun afhankelijkheid van buitenlanders kunnen vermijden.”

Een Belg die coach wordt in Rusland. Niet slecht. Wat waren de problemen?

“Tijdens mijn jaar bij Yenisei Krasnoyarsk was ik de enige buitenlandse coach in de Russische vrouwencompetitie. Er zijn elk jaar slechts een beperkt aantal buitenlandse coaches  toegelaten in de moeilijke Russische competitie met veel reizen en weinig trainingsuren. De vluchten duren lang: van b.v. Krasnoyarsk naar Moskou was het 5,5 uren vliegen. En nee, ik heb Sam Deroo er niet ontmoet.”

Wat waren de beste spelers/speelsters waarmee je ooit werkte?

“Heel moeilijk om zeggen als je met zo veel goede spelers gewerkt hebt. Op gevaar af sommigen te vergeten: Franky Reijmen, Jan Willem Roex, Chris Tanghe van de Belgische nationale ploeg coachte ik. Verder internationaal: Vanja Grbic, Vladimir Batez, Slobodan Kovacs, Zeljko Tanaskovic, Ricardo de Paula (Brazilië) en voor de vrouwen Virginie De Carne, Olga Barinova, Robyn Ah Mow-Santos (aanvoerster Amerikaanse nationale ploeg), Natalia Mamadova, Svetlana Krickova (twee keer wereldkampioen met de Russische nationale ploeg) en natuurlijk veel vrouwen uit het Servische nationale team.”

Hoe denk je over de Red Dragons en de Yellow Tigers?

“Twee zeer goede teams, zelfs na de generatiewissel van de afgelopen jaren. Ze hebben veel talent en een enorm potentieel om te concurreren met de Europese toppers”

Waar vertoef je meestal en kom je nog veel naar België?

“Ik ben natuurlijk veel onderweg voor volleyball opdrachten, maar mijn vrouw woont in Antwerpen en dat is dus mijn basis. Mijn dochter woont in de Amerikaanse hoofdstad Washington D.C. en heeft aan een aantal gerenommeerde universiteiten gestudeerd. Ze woont en werkt er voor een Amerikaans start-up bedrijf.”

Wie zal je nooit vergeten uit jouw Belgische periode?

“Dan denk ik vooral aan de supporters van Everbeur Averbode, de groep ‘Madam Soleil’. Veel vrienden uit Averbode zullen levenslang mijn vrienden blijven. En ook de coaching staff uit mijn tijd in Asse-Lennik bleef jarenlang bij mij in andere teams waar ik werkte.”

Wat zijn jouw toekomstdromen?

“Ik heb nog steeds ambitie om ploegen te coachen bij clubs die van mijn ervaring en kennis gebruik willen maken. Ik ben dol op deze sport en hoop nog jaren door te gaan, zowel in volleyballclubs als onder leiding van mijn nieuw consulting agency AVC.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Vesko Ivanovic