Scouters bekerfinalisten: “Wij leren nog bij uit elke wedstrijd”

Maarten Adriaensen en Lieven Louagie hebben net de Europese bekermatch achter de rug, die Asterix Avo Beveren naar de kwartfinale van de CEV-Cup bracht na een tweede erg nipte 3-2 overwinning op rivaal Hermes Rekkenshop Oostende. Het ligt hem in dit soort wedstrijden aan details en daarom is de informatie van deze twee scouters van groot belang voor de coaches om toch nog een aantal zaken te verbeteren in hun volgende confrontatie, nl. de bekerfinale. Een kijk op het soms onderbelichte werk van een scouter.

Hoe kwamen jullie ertoe om ploegscouter te worden?

Lieven Louagie: “Heel toevallig. Ik ging naar een match kijken van mijn dochter Sara en daar vroegen ze bij Torhout of ik de wedstrijd kon scouten voor hen. Ik maakte kennis met Data Volley en ik volgde lessen bij de huidige Roeselare-coach Steven Vanmedegael. En toen ze bij Hermes Oostende iemand nodig hadden voor de scouting, werd ik daar gevraagd.”

Maarten Adriaensen: “Ik was aanvankelijk speler bij VC Zoersel en de coach zocht een scouter. Ik deed dat wel graag en ik ben dat blijven doen tot ze naar 1ste divisie verhuisden. Daarna ben ik drie jaar scouter geweest bij Michelbeke, twee jaar bij Amigos Zoersel en nu het eerste jaar bij Asterix.”

Wat is het moeilijkste aan scouting?

Maarten: “Voortdurend geconcentreerd blijven. En dan de coach zo veel mogelijk informatie doorspelen. Ik verbeter die gegevens ook nog onmiddellijk na de match via Data Volley 4, een systeem met ontzettend veel mogelijkheden.”

Lieven: “Wij werken ook met dat systeem. Het moeilijkste zijn de lange rallies en de snelheid waarmee je dan de gegevens moet inpassen.”

Merk je een groot verschil in het scouten van vrouwen- of mannenmatchen?

Lieven: “Absoluut. Bij de vrouwen heb je veel meer langere rallies, maar het gaat dan weer iets minder snel. Op zich eigenlijk moeilijker, vind ik, want bij de mannenmatchen heb je zelden meer dan zes balwisselingen. Dat is dikwijls een harde opslag, receptie, aanval en eventueel tegenaanval. En dan is het dikwijls gedaan. Maar daar gaat dat dan weer sneller, zodat je toch ook de snelheid van het intikken moet bezitten.”

Maarten: “Klopt. Ik ben eind december nog eventjes scout van Caruur Gent geweest in Roeselare. Bij mannen is het meer kracht, power, het gaat intenser, terwijl je bij vrouwen meer te maken hebt met bloks, met balrecuperatie, met de opstelling binnen een bepaalde rotatie…”

Hoe verloopt de wisselwerking van jullie scouting met de coach?

Maarten: “Daar zijn we zeer intensief mee bezig en het wordt constant beter. Op Ipad sturen we alles door, hij kan ook onmiddellijk inspelen op beelden en de laatste rally kan hij eventueel ook volgen op zijn tablet.”

Lieven: “Ja, ook onze coach krijgt alle gegevens ‘live’ op Ipad. Soms vraagt hij ook een compilatie van beelden op video om zijn wedstrijdplan voor de volgende match op te stellen.”

Kan je er mee leven dat een coach zijn eigen weg volgt, zonder dat hij ingaat op een aantal resultaten uit jouw scoutingsrapport?

Lieven: “Zeker. De coach blijft de baas op dat gebied, hé! Frederik De Veylder kent immers ook veel meer van volley dan ikzelf. Je kan trouwens meestal kiezen uit verschillende mogelijkheden. Serveer je de bal richting de ‘zwakste’ receptieschakel aan de andere kant of naar iemand, die daardoor beperkt wordt in zijn/haar aanvalsmogelijkheden. En ach, de winnende coach heeft altijd gelijk, zeker?”

Maarten: “Hij is de hoofdverantwoordelijke en wij trachten alleen maar zo goed mogelijk bij te dragen tot de resultaten van zijn ploeg. Kris Van Snick heeft trouwens vele jaren dat scoutingswerk gedaan bij Asterix en nu nog steeds bij de Yellow Tigers. Hij weet het dus wel.”

Zijn de speelsters altijd geïnteresseerd in hun scoutingcijfers?

Lieven: “De meesten wel. Maar de afspraak is dat ze die niet dadelijk na de wedstrijd krijgen. Behalve bij de CEV-wedstrijden, wanneer ze onmiddellijk gepubliceerd worden. Maar als ik de avond na de match nog niet alles heb kunnen inlezen, krijg ik al snel een mailtje van een speelster met de vraag waar de statistieken blijven.”

Maarten: “Bij ons krijgen ze dadelijk na de wedstrijd het ‘match report’ op hun app doorgestuurd. En ’s morgens moeten ze verplicht kijken naar de videobeelden, die we ’s nachts nog hebben klaargezet. Als je zo professioneel mogelijk wil bezig zijn, dan mag je een extra-inspanning van ze vragen voor de 20 uren dat ze bij ons werken. Ook voorzien wij bij de club twee, drie videosessies: één over de voorbije match, één over de komende tegenstander en dan heb je soms ook nog de midweekmatchen.”

In hoeverre wordt de scouting niet beïnvloed door het feit dat jullie mettertijd toch ook wel een beetje supporter van jullie club geworden zijn? Of zou een neutrale scouting betere resultaten geven?

Lieven: “Ik tik eerst wel de gegevens in en nadien durf ik wel eens iets naar de scheidsrechter roepen. Zeker als het een flagrante fout is. Je weet maar nooit dat het helpt. Maar een neutrale scouting werkt volgens mij niet, want wij hebben b.v. andere tekens afgesproken met de coach voor bepaalde situaties.”

Maarten: “Je gaat natuurlijk mee op in de wedstrijd en je blijft mee de speelsters constant aanmoedigen. Maar ik zit wel mee op de bank en dus moet ik een beetje opletten dat de ploeg geen kaart onder de neus krijgt omwille van mijn gedrag. Je hebt scouters die ergens anders zitten (knipoogt naar Lieven) en dat is dan een andere situatie. Maar ik geloof niet in betere resultaten via neutrale coaching. Ik kijk trouwens ’s nachts nog alles zelf na.”

Als jullie al zo dikwijls tegen mekaar gespeeld hebben, ontdekken jullie dan nog nieuwe factoren in de scouting? Concreet: wat leerde je in het vooruitzicht van de bekerfinale tussen Asterix Avo Beveren en Hermes Rekkenshop Oostende?

Lieven: “Als je ziet hoe klein het verschil is (102 tegen 106 punten in de recente Europese bekermatch), dan weet je ook dat het in zulke wedstrijden van details afhangt. We gaan de voorbije match dan ook tot in detail ontleden om zo goed mogelijk voor de dag te komen. Ikzelf zou zeggen dat we door een aantal blessures niet over onze ganse ploeg konden beschikken en dat we op een bepaald moment eigenlijk iemand als b.v. Fanny Lafeber hadden moeten kunnen inbrengen. Asterix bleek over een bredere bank te beschikken en de meeste invallers – vooral Lieke Clerkx – brachten een meerwaarde.”

Maarten: “Je doet tijdens elke match nog nieuwe informatie op over hetgeen de tegenstander doet bij het blokken b.v., over de verdediging, over het verschil volgens de rotatie waarin er gespeeld wordt. Zelf vond ik het positief dat wij een 0-2 achterstand nog konden ombuigen in 3-2 winst. We moeten nog meer ons spel opdringen en soms slagen we daarin door b.v. een reeks punten achter mekaar te slaan zoals bij de opslagen van de ingekomen Lieke Clerkx.”