Guy Juwet: “Competitiehervorming met verschillende doelstellingen”

Guy Juwet, voorzitter van Volley Belgium, zag de bui al hangen. Bijna gelijktijdig met de melding dat er een competitiehervorming aankomt, hoor je de kritiek al komen van wie alles op een hoopje wil gooien. “Er willen al genoeg clubs stoppen – zie zopas nog Amigos Zoersel op het hoogste niveau – en nu gaan ze bij de bond ook nog eens de competitie veranderen! Waar halen ze het uit?”, klinkt het.

“Het ene heeft totaal niks met het andere te maken,” vindt Juwet. “Het feit dat topclubs als Menen, Amigos Zoersel en misschien ook nog Guibertin zich zouden willen terugtrekken, heeft vooral te maken met de steeds stijgende kosten en bijkomende verplichtingen die door de Liga opgelegd worden aan clubs in de hoogste mannenreeks. De verplichtingen om een licentie te bekomen, worden steeds zwaarder. Dat is eigenlijk een kwestie waarover de federatie zich zal beraden, samen met de vertegenwoordigers van de Liga Mannen.”

Van waar dan toch de betrachting om te komen tot een competitiewijziging? Een vraag van de clubs? 

 Guy Juwet: “Ik denk niet dat ze er rechtstreeks komt op vraag van de clubs. Ze is eerder een gevolg van de visienota, die ik al formuleerde vooraleer ik bondsvoorzitter werd en die opgemaakt werd op basis van mijn ervaringen in de samenwerking met de beide vleugelfederaties. Ik vind nl. dat er een te groot onevenwicht bestaat tussen de vrouwen- en de mannencompetitie, terwijl de vrouwen toch bijna 71% van het ledenbestand uitmaken tegenover amper 29% van de mannen. Ik vond dan ook dat de indeling van de reeksen reeds lang achterhaald was en men heeft nagelaten daar in het verleden iets aan te wijzigen. Zo bestaan er momenteel drie nationale reeksen bij de mannen en slechts twee bij de vrouwen. Dat is één punt. Een bijkomend punt is dat in deze hervorming ook meteen de resultaten worden verwerkt van een clubbevraging binnen Volley Vlaanderen met betrekking tot onder meer de organisatie van de competitie. En een vraag vanuit FVWB (de Waalse federatie) om te kunnen groeien. De combinatie van al deze betrachtingen zal een positieve invloed hebben op het algemeen niveau van het volleybal in België.”

Je hebt hierover ook met de Waalse vleugel gepraat…

“Als voorzitter van de Belgische federatie is het logisch dat ik permanent overleg pleeg met de mensen uit de beide vleugels en de vraag daar was: hoe kunnen we het competitieniveau doen stijgen? De Walen vormen momenteel inderdaad het zwakkere broertje, maar ze willen graag het niveau van de ploegen uit de Vlaamse vleugel benaderen. Een optie kan dan zijn, dat ze aan sterkere competities deelnemen, waarin ze samen spelen tegen Vlaamse ploegen. De hervorming werd uitgewerkt in een paritair samengestelde commissie zodat beide landsdelen eenzelfde vertegenwoordiging hadden.”

Hoe denk je dat te kunnen realiseren?

“Eigenlijk vrij eenvoudig als je de landkaart bekijkt. Momenteel spelen er in divisie ploegen uit de kuststreek tegen ploegen, die voorbij Brussel gehuisvest zijn. Maar we vergeten dan dat er Henegouwse clubs bestaan, die veel korter gelegen zijn bij b.v. West-Vlaamse clubs. Ik denk hierbij b.v. aan een reeks met ploegen uit Oost- en West-Vlaanderen, plus het westen van Henegouwen. Een andere reeks kan bestaan uit teams uit Antwerpen, Vlaams- en Waals-Brabant. Of nog: Limburgse ploegen gekoppeld aan Luikse en wellicht Luxemburgse concurrenten. En het is ook zeker niet de bedoeling om de clubs zwaardere kosten op te leggen. Het was ook één van de aandachtspunten uit de bevraging in Volley Vlaanderen om reistijden te kunnen beperken en zelfs eerder over te gaan tot geografisch samen horende regio’s in plaats van politiek bepaalde provinciegrenzen.”

Tegen wanneer wil je die competitiehervorming doorgevoerd zien?

“Bij de mannen is een eerste beperkte aanpassing gepland in het seizoen 2019 – 2020 om de overstap naar de effectieve hervorming in seizoen 2020 – 2021 vlot te laten verlopen. Het doel is ook om de volledige hervorming af te ronden tegen het begin van seizoen 2020 – 2021. Omdat er een extra niveau bij gecreëerd moet worden, zullen we er bij de vrouwen allicht twee seizoenen moeten over doen, om pas bij het begin van het seizoen 2021 – 22 tot een volledig hervormde versie te komen.

Wij willen komen tot een Liga (niveau 1) met 10 ploegen, een 1ste nationale (niveau 2) met 12 ploegen en daaronder twee reeksen 2de nationale (niveau 3) en vier reeksen 3de nationale (niveau 4), telkens met 12 ploegen. In deze laagste nationale reeks zal ook met voorwedstrijden gespeeld worden. Alles wat daaronder valt, gaat terug naar de verschillende vleugels of provincies. Een – volgens mij ‘heilig’ – sportief principe moet zijn dat de kampioen stijgt en dat de laatste in een reeks daalt. Dat is nu eenmaal de inzet van een competitieformule.”

Wordt het dan allemaal niet wat minder plezant?

“Het omgekeerde is juist de bedoeling. Iedereen moet kunnen plezier beleven aan zijn/haar sport. Sommige ploegen willen misschien niet promoveren, maar er zijn zeker ook clubs met meer ambities. Het is dan ook de bedoeling dat alle clubs het een pak comfortabeler hebben in het besluit om te spelen in hun favoriete reeks(en). Daardoor kunnen ze misschien ook beter de volgende stappen zetten: meer jeugd aantrekken, spelen in betere zalen, meer toeschouwers lokken door ook andere nevenactiviteiten aan te bieden, enz…. Het verhogen van de aantrekkingskracht van het volleybal is een taak van elke club op zich, waarin de provincies en de federatie kunnen helpen. In Volley Vlaanderen kan men bijvoorbeeld een beroep doen op clubcoaches om clubs individueel bij te staan in deze opdracht.”

Zal je al die reeksen wel ‘vol’ krijgen?

“We hebben binnenskamers de oefening gemaakt en het mag geen probleem zijn om alle reeksen vol te krijgen. Natuurlijk moeten de voordelen overal goed uitgelegd worden. Ik ben er ook van overtuigd dat b.v. de Waalse ploegen de handschoen sportief zullen opnemen. In de vroegere zogenaamde ABCD-circuittoernooien voor de jeugd kwamen de betere Waalse clubs ook meetrainen en meespelen. Ik ben ervan overtuigd dat ze met hun betere jeugdteams ook afkomen op de wedstrijden in de Jeugd Champions League (de vraag werd door de Waalse vleugel reeds gesteld aan de Vlaamse – dit wordt verder uitgewerkt) . Op die manier kunnen jongeren uit Vlaanderen en Wallonië samen strijden om op een hoger niveau te spelen. Het Belgische volleyballandschap is te klein om er een kunstmatige verdeling in te maken via een zogenaamde taalgrens! ”

Zie je nog andere mogelijke wijzigingen in de toekomst?

“We nemen zeker niks weg van hetgeen er bestaat. Voor mijn part kunnen er ook nog promo-reeksen komen (bijvoorbeeld als voorbereiding op de nationale reeksen) of recreatievolley, maar daar moeten de vleugels en hun provincies zelf zien wat ze best in hun regio’s kunnen organiseren.”

Komen er door deze competitiewijzigingen ook betere jongeren naar de top?

“De commissie die deze hervorming heeft uitgewerkt, heeft daarover ook intensief samen gezeten met de nationale topsportcoördinator Koen Hoeyberghs. Koen kent de problematiek in beide landsdelen zeer goed en is dus zeer goed geplaatst om ons hierbij te helpen. Momenteel kunnen de meisjes, die uit de Topsportschool komen, nagenoeg allemaal ingeschakeld worden in de Liga-A-ploegen, terwijl dat bij de jongens nog lang niet het geval is. Meisjes zijn op hun 17de, 18de jaar nu éénmaal rijper dan hun leeftijdsgenoten bij de jongens. Die moeten dus zeker kansen krijgen om nog langer te rijpen. Door een verbreding van het aanbod kan de doorstroom vergemakkelijkt worden. De verantwoordelijken in de topsportscholen zijn vrij om te kiezen in welke reeks ze hun team laten spelen. Bij de oudere jongens en meisjes lijkt Liga B de laatste jaren b.v. de beste optie voor de oudste leerlingen, de huidige 2de divisie lijkt dan de beste oplossing voor de jongste leerlingen.

Maar dit is een beslissing die elk jaar kan herzien worden door de verantwoordelijken van de topsportscholen in functie van het niveau van hun instroom.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke