Gert vande Broek: “Ik heb me altijd met sterke mensen omringd en ik ben gelukkig”

Gert vande Broek stopt als trainer van Asterix en geeft de fakkel door aan Kris Van Snick. Tot daar de droge boodschap van het clubbestuur. Een besluit dat zich al wel even aankondigde, maar toch nog verraste door het tijdstip. Want Gert is dan toch al 25 jaar de schijnbaar onvervangbare coach van de Kieldrechtse-Beverense club.

Wij denken aan voetbalcoach Guy Roux van Auxerre, die het ook zo lang uithield bij éénzelfde club, maar 25 jaar trouw blijven bij dezelfde ploeg geldt momenteel als een unicum in een wereldje waarin de trainer al mag vrezen voor zijn job na drie nederlagen op rij en – in het beste geval – dromen van een riante afscheidspremie. Maar dan hebben we het weer niet over het volley. Trouwens, Gert verbreekt de band nog niet dadelijk bij de Waaslanders. Hij wordt er sportief directeur als één van de beste ervaringsdeskundigen in het volley.

 

Kan je je nog herinneren hoe het 25 jaar geleden allemaal begon, Gert?

Gert vande Broek: “Eigenlijk ben ik 26 jaar bij Asterix, maar in het eerste jaar was ik assistent-trainer van Mart Buekers, die ik kende vanop de universiteit in Leuven. Het was op zijn vraag dat ik het jaar nadien hoofdtrainer werd.”

Hoe zag je het volleybal in België evolueren gedurende die kwart eeuw?

“In het begin was het een aantrekkelijke competitie met veel buitenlandse speelsters bij verschillende clubs. Ploegen als Tongeren, Herentals, Temse en Charleroi waren heel degelijke tegenstanders, tegen wie je nooit gewonnen was. Van een homogene competitie evolueerde het naar een heterogene competitie zonder veel buitenlandse speelsters, waarin het niveau werd opgevangen door een aantal ploegen die tot twintig uur en meer aan trainen toekwamen en die mee de fundamenten legden voor een sterke Belgische lichting.”

Heb je er in die 25 jaar nooit aan gedacht om eens van club te veranderen?

“Eigenlijk was dat – gezien mijn professionele bezigheden – zelden aan de orde. Ik kon na mijn studies nog doctoreren en dat doctoraat wilde ik absoluut afmaken, hoewel ik in die periode ook al trainer van Asterix was. Nadat ik mijn doctoraat behaalde, kreeg ik de kans om prof te worden en dat was een uitdaging die zeker even groot was als om coach bij Kieldrecht te blijven. Heb ik daarmee een hypotheek gelegd op mijn carrière als trainer? Waarschijnlijk wel, maar ik had alles goed overwogen en ik ben een gelukkig man. Uit eigen land kreeg ik trouwens niet zo veel aanbiedingen. Eén keer heb ik heel dicht bij Herentals gestaan, maar uiteindelijk heb ik toch besloten om heel mijn leven bij Kieldrecht te blijven. Nochtans kreeg ik uit het buitenland enkele heel mooie, lucratieve aanbiedingen, die ik echter opzij gelegd heb om de redenen die ik net opsomde.”

Werd de combinatie bij jou soms niet te zwaar: clubtrainer, bondscoach, professor, kabinetsmedewerker bij sportminister Muyters…

(grijnst) “Je zal niet kunnen zeggen dat ik in mijn leven niet hard gewerkt heb. Maar los van het kabinetsverhaal lag eigenlijk alles wel in het verlengde van mekaar. Dat we evolueerden naar twintig uren training, was iets dat we bewust wilden. Ik heb me ook in elke positie, op alle vlakken, laten omringen door sterke figuren. Het was dan ook duidelijk dat ik Kris Van Snick naar voren schoof als mijn opvolger in de trainersfunctie.

Eerlijk gezegd: ik had vorig seizoen na de bekerfinale al de intentie om die taak aan hem over te dragen. Maar het was voor de club en ook voor Kris Van Snick meer opportuun om nu die wijziging door te voeren.”

Geeft de club je nu ‘pro forma’ de functie van ‘sportief directeur’?

“Je kent me nu al lang genoeg om te weten dat ik geen ‘pro forma’ functie zou aannemen. Nee, dat is heel goed doorgesproken met de club. Het is ook goed voor mezelf om niet abrupt te stoppen, want ik blijf tenslotte nog wel bondscoach. De club zal blijvend kunnen gebruik maken van mijn ervaring en mijn kennis i.v.m. training, coaching en ondersteuning van de ploeg, van het bestuur en van het management van een club ‘tout court’. Asterix Avo Beveren blijft mijn ploeg en het is goed voor de club, de gemeente en het vrouwenvolley dat die stabiliteit blijft.”

Maar 25 jaar hoofdcoach blijven van eenzelfde ploeg; hoe hou je het vol? Dat moet toch niet altijd even gemakkelijk geweest zijn?

(grijnst opnieuw) “Dat moet je aan het bestuur vragen. Natuurlijk zijn er soms wel wederzijdse meningsverschillen opgetreden, maar we zijn er ook altijd wel uit geraakt. Er was ook steeds een sterk onderling vertrouwen. Na 2002 en tot 2007 ging het immers een tijdje heel wat minder met de club, maar ook dan zijn we erin geslaagd om met mekaars steun een nieuwe, grotere opportuniteit aan te boren: een nieuwe uitdaging. Er zijn in die 25 jaar ook vriendschappen voor het leven ontstaan.”

Het sportief hoogtepunt in jouw clubcarrière moet ongetwijfeld het veroveren van de Europese beker in 2001 geweest zijn…

“Helemaal juist. Onwaarschijnlijke herinneringen aan die Final Four in Wenen en aan heel het voorafgaande avontuur. Als eerste Belgisch vrouwenteam uit een kleine gemeente de Europese beker winnen tegen ploegen als Odessa, Praag, Wenen… Hoewel ik ook met heel veel tevredenheid terugblik op ons langetermijn project dat begon in 2008-2009 en in 2010 al opnieuw een Europese bekerfinale opleverde. Via onze club en onze werking zijn globaal bekeken toch heel wat speelsters kunnen uitwijken voor lucratieve aanbiedingen in het buitenland.”

Welke speelsters zal je nooit vergeten?

“Laat me dadelijk met een cliché zeggen dat de resultaten van een ploeg er komen dankzij de inzet van het ganse team. Ook over diegenen, die momenteel nog ergens actief zijn, ga ik geen commentaar geven. Maar van de oudere generatie onthoud ik toch enkele namen in het bijzonder: Jessica De Smet, Stien Deleuil, om Zmakova zeker niet te vergeten. Met haar heb ik nooit zo veel ruzie gemaakt, naar tegelijkertijd ook nooit zo veel plezier gemaakt. En dan mag ik zeker in het rijtje van ‘grote madammen’ iemand als Virginie De Carne niet vergeten.”

Kreeg je niet af en toe de kritiek dat je sommige speelsters niet opstelde of ze geen kans gaf?

“Dat is mogelijk, maar we hebben steeds alle beslissingen genomen in samenspraak met de ganse staff van de ploeg. En daarbij werd dan ook rekening gehouden met de progressie die sommigen maakten, met studie- of privé-redenen van de betrokkenen zelf. Dat wordt al eens vergeten. Maar ik denk dat ik na al die jaren bij Asterix 99 vrienden tel en misschien één iemand die me minder graag heeft.”

Hoe zie je jouw carrière verder evolueren?

“Ik laat gewoon alles op me afkomen en dan zien we wel. Ik blijf hoe dan ook coach van de nationale vrouwenploeg en de grote uitdaging bestaat erin om met deze groep het WK 2000/22 te halen. Daar wil ik echt nog voor gaan.

Als trainer sluit ik ook niks uit. Ik weet het gewoon nog niet. Naast de jaarlijkse skivakantie zal je me ook meer terugvinden in mijn huisje in Portugal. Genieten van de zgn. ‘andere geneugten van het leven’. Ik wil nog wel de uitdaging met de Yellow Tigers aangaan en dan zien we wel hoe alles verder evolueert en hoe ik me op dat moment in mijn vel voel.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke

 

Het palmares van Gert van de Broek bij Asterix

–        2001: goud in de CEV Top Teams Cup

–        2010: zilver op de Challenge Cup

–        12x landskampioen

–        15x bekerwinnaar

–        16x trainer van het jaar