Het is eenendertig jaar geleden dat Hermes Oostende nog eens een bekerfinale speelde. In 1988 verloor het die finale in het toen nagelnieuwe Eurovolleycenter in Vilvoorde met 3-0 van het inmiddels opgedoekte Hermanas Wervik. Coach bij Oostende was toen Thierry De Decker, met wie Volleymagazine even terugblikt. Zijn dochter Katrien was toen nog een jong meisje van dertien jaar en speelde, hoewel zij van Bredene afkomstig was, slechts op het einde van haar carrière een aantal jaren voor Hermes. Zij hoopt dat de huidige ploeg op 10 februari zijn favorietenrol tegen Michelbeke kan waarmaken.
“Ik heb toevallig een paar weken geleden de video van die bekerfinale in 1988 teruggevonden”, vertelt Thierry De Decker. “Ik had toen net overgenomen van Jean Gyselen en had nog maar één of twee trainingen gegeven. Ik was toen trainer van de mannen van Bredene in eerste nationale. Hoewel Oostende het seizoen daarvoor nog landskampioen was geworden, zat de ploeg op dat moment – wellicht door diverse oorzaken – in een negatieve spiraal. Verschillende speelsters hadden ook al getekend bij een ander team. In het begin van de match hebben wij nog even voorsprong gekend, maar eens de eerste set verloren ging, was de fut eruit en hebben wij een zware 3-0 nederlaag moeten incasseren tegen het Wervik met onder meer Bernice Vermote (ex-Oostende), Lieve Van den Eynde en de moeder van Ulrike Deforce. Bij Hermes speelden toen onder meer Greet Cardoen, Els Van de Vyvere, Freya Deloddere, Dominique De Roo en de zussen Berton.”
Hoe lang ben je dan nog bij Oostende gebleven?
“Ik denk dat ik er daarna nog twee of drie jaar trainer ben geweest. Het was de eerste keer dat ik een vrouwenteam op het hoogste Belgische niveau onder mijn hoede had. Maar ik herinner mij dat Dominique De Roo, die later naar Temse is vertrokken, mij ooit gezegd heeft dat zij het volleybal kotsbeu was, maar dat zij door mij weer motivatie voor haar sport had gekregen. Dat vond ik toch een heel mooi compliment. Ik heb dus – laat ons zeggen – het slot van de vorige sterke periode van Hermes Oostende meegemaakt.”
Ga je nu nog kijken?
“Om gezondheidsredenen geef ik niet alleen al een tijd geen training meer, maar ga ik ook nog zelden kijken. Soms ga ik wel eens naar Roeselare, onder meer wanneer een goede Hongaarse vriend, waar ik nog mee samen gespeeld heb, mij uitnodigt wanneer hij supervisor is op een Europese match van Knack. Ik volg het volleybal wel nog op televisie. Ik heb ook nog regelmatig contact met Koen Hoeyberghs om over volleybal te praten. Naar het Sportpaleis zal ik waarschijnlijk niet afzakken, omdat ik niet goed meer tegen de drukte kan. Maar ik zal natuurlijk supporteren voor Oostende.”
Kan het moderne volleybal jou nog bekoren?
“Jazeker. Maar dan vooral het vrouwenvolleybal, waarbij de rally’s langer zijn en waar het spel minder op kracht gebaseerd is. Net zoals ik liever vrouwenbasketbal zie dan dat van de mannen, waar het er vaak bruut aan toe gaat.
Het volleybal is momenteel erg gespecialiseerd geworden. Het is minder technisch, maar op sprong- en slagkracht en snelheid gebaseerd. Ik kom natuurlijk nog uit de “prehistorie” van het volleybal. Ik weet nog dat ik in het begin van mijn spelersloopbaan zowel het spel moest verdelen, middenblokker zijn en receptie nemen. De trainingsmogelijkheden zijn ook veel groter. Ik herinner mij dat wij bij Torhout in eredivisie amper drie maal per week ’s avonds trainden. Wij hadden toen ook allemaal een job, terwijl men nu als prof tot twintig uur per week kan trainen. De zalen en de vloeren zijn ook veel beter geworden.”
———
Katrien De Decker speelde van haar negende tot zestiende jaar bij Bredene. Daarna trok Logeen Gent haar aan. Na vier jaar studies en volleybal in de Verenigde Staten, speelde zij nog voor Herentals, VDK Gent, Charleroi en opnieuw VDK Gent. Pas daarna sloot zij haar carrière af met drie jaar Hermes Oostende.
“Van de huidige Hermeskern heb ik enkel nog samen gespeeld met Jasmien Biebauw (bij Gent) en Nina Coolman (bij Oostende)”, zegt Katrien. “Ik ga de laatste jaren wel af en toe kijken, al beperkt zich dat tot twee à drie maal per seizoen. Ik denk wel dat ik zal meereizen naar het Sportpaleis. Het zal de eerste keer zijn dat ik in die zaal een sportwedstrijd bijwoon. Maar ik kijk er wel naar uit om de geweldige sfeer, waar men altijd over praat, eens ‘live’ mee te maken.”
Geef jij Oostende een grote kans om de beker mee te brengen naar de kust?
“Ik denk wel dat zij een ruime kans maken. Hun recente 2-3 winst op het veld van Asterix Avo Beveren tijdens de competitie, geeft toch aan dat zij sterk aan het spelen zijn. Met Jasmien Biebauw hebben zij een spelverdeelster aangetrokken, die de vorige zes bekers op rij heeft gewonnen. En daarnaast zijn er nog enkele speelsters die toch al veel hebben meegemaakt. Maar een bekermatch is altijd speciaal. Het wordt beslist in één match en er komt veel druk bij kijken. Maar ik beschouw hen toch als favoriet.”
Denk je dat voor Hermes Oostende de tijden van vroeger kunnen terugkomen?
“Het zou mooi zijn, mocht Hermes opnieuw één van de topploegen in België kunnen worden en trofeeën pakken. Het zou een beloning zijn voor het werk dat het bestuur leverde de voorbije tien jaar sinds de promotie uit Liga B. Men is eigenlijk al heel die periode geleidelijk aan het bouwen en plukt daar nu de vruchten van. En met de successen van het Oostendse basketbal en voetbal kan het volleybal niet achter blijven.”
Jij was waarschijnlijk de eerste Belgische die studies en volleybal aan een Amerikaanse universiteit combineerde. Wat herinner je je daar nog van?
“Het ging er veel professioneler aan toe dan in België toen. Vooral de combinatie van de twee was in de VS veel beter mogelijk. Hier was dat moeilijk en zag je dat wie topsport met studies wilde combineren veel langer deed over zijn studies. Daar was dat perfect mogelijk om in vier jaar af te studeren.
Elke match speelden wij daar voor een uitverkocht stadion van 5 à 6000 toeschouwers. Wij maakten verplaatsingen met het vliegtuig. Wij hadden bijvoorbeeld een aparte krachtcoach. Het was dus zeker een leerrijke ervaring, die een prima basis was voor mijn verdere volleyballoopbaan in België.
Het is financieel wel niet evident, want de studies daar kosten veel geld. Je hebt meestal een studiebeurs nodig. Toch zie ik dat dit nu meer gebeurt dan in mijn tijd. Zo zijn er twee van mijn studenten die nu in de VS zitten, één zelfs voor American football!”
In het Belgische beachcircuit heb jij ook veel successen behaald. Heb je geen spijt dat je nu niet het beachvolleybal kan meemaken, nu er meer wordt in geïnvesteerd en het wereldwijd nog populairder is geworden?
“Ik werd vier maal Belgisch kampioen, won één maal de Beker van België – die daarna niet veel meer is georganiseerd – en was twee maal ‘Queen of the Beach’. Zich specialiseren in het beachvolleybal was in die tijd niet mogelijk. Wij moesten alles zelf bekostigen. Ik heb twee jaar met Anja Duyck op de internationale Tour gespeeld en met het prijzengeld van het Belgische circuit moesten wij onze reizen betalen. En eigenlijk was beachvolleybal op Europees of wereldniveau niet te combineren met onze job en het zaalvolleybal.
Nu zijn er wel enkele teams die de kans krijgen om heel het jaar beachvolleybal te spelen, ook omdat er intussen indoor-beachterreinen zijn. Je zou kunnen zeggen dat ik op dat vlak te vroeg geboren ben, maar dat kan je natuurlijk niet veranderen.”
Tekst: Philippe Cryns
Foto’s: Bart Vandenbroucke