“Speelsters, staff en federatie moeten rotsvast geloven in ons project”

Het rapport van Gert Vande Broek en de Yellow Tigers.

De ontgoocheling druipt nog met volle teugen van de tafel. Zich niet kunnen plaatsen voor het WK, zich zelfs niet kunnen plaatsen voor het komende EK, geen enkele winstmatch in de World Grand Prix… De Yellow Tigers en hun coach Gert Vande Broek hebben al plezieriger seizoenen achter de rug.

Kwam Vital Heynen er met zijn Red Dragons bijna vanaf met een ‘onderscheiding’, dan moest Gert het al mooi uitleggen om de naakte 7 op 22 winstcijfers uit te leggen. En hoe het verder moet, daarover moet nog gedelibereerd worden. Maar sport is geen exacte wetenschap en dus mag de bondscoach bij de vrouwen even uitleggen hoe hij verleden, heden en toekomst ziet van de Yellow Tigers.

Je zal ongetwijfeld verzachtende omstandigheden inroepen…
Gert Vande Broek: “Dat is ook zo. Niks aan te merken op de WK-kwalificatiewedstrijden in Kortrijk. Vier matchen op vijf winnen en toch wel een ongelukkige loting tegen een Italië, dat op dat moment zeer sterk bezig was.
Het was ook een lang seizoen: we speelden van begin mei tot einde september. Ik vond dan ook dat de speelsters soms meer dan één week rust verdienden, terwijl we een aantal jongeren speelkansen konden bieden op een hoog niveau in de World Grand Prix. Ik zag dan ook een hele positieve evolutie tussen onze eerste matchen en de laatste drie matchen in deze competitie, waarin we toch knap speelden tegen ploegen die nog moesten spelen voor de kwalificatie in de Final Six. Je speelt dan tegen de top-9 van de wereld. Ik was daar redelijk tevreden over.
Maar dan kwam de WK-kwalificatie in Rotterdam. Heel moeilijk in deze lang uitgesponnen campagne en we kregen de ganse groep niet meer op haar normaal niveau. We wonnen met moeite van Slovenië en Tsjechië en we verloren verdiend van Nederland en Bulgarije. Hadden we ons wél kunnen kwalificeren, mochten we beter gespeeld hebben? Ik ben daar niet zeker van. We moesten daar gewoon de wet van de sterkste ondergaan.”

Was het een troost dat je op het EK werd uitgeschakeld door de latere twee finalisten?
“Een hele magere troost. Zoals het ook een magere troost was dat wij – samen met Nederland – de enige ploeg waren die een set konden ontfutselen aan Servië. Nochtans hebben we op dat EK beter gespeeld dan op de WK-kwalificaties in Rotterdam. We verloren er wél de enige match die we moesten winnen tegen Tsjechië. Maar het was ook een dag waarin alles tegenviel. We maakten amper fouten in receptie, maar dan weer wél twee keer op cruciale momenten, er was onkans, er werd een duidelijke toetsfout van de Tsjechen niet geblazen, we leidden in de tweede set met 19-16, in de derde met 17-11 en we konden het niet afmaken. Onze eigen fout natuurlijk. Zeer pijnlijk. Had ik er geen moeite mee om te zeggen dat we verdiend verloren van Bulgarije, dan zeg ik dat we onverdiend verloren van de Tsjechen. Alle scoutingscijfers wijzen in die richting. De kwaliteit van het geleverde spel lag zeker hoger in Azerbaidjan dan in Rotterdam, maar sportief gezien zijn we niet in ons opzet geslaagd.” (Lees verder onder de foto.)

“We verloren verdiend van Bulgarije, maar we verloren onverdiend van Tsjechië”

Het gevolg zal natuurlijk ook zijn dat jullie dalen op de FIVB- en CEV-ranglijsten?
“De nieuwe Europese ranglijst is intussen verschenen en we dalen één plaats. We zijn nog steeds zevende, met een redelijke kloof ten opzichte van de achtervolgende landen. Zolang we bij de top-8 van Europa horen, is dat positief. Doordat we ons niet voor het WK kwalificeerden, verliezen we volgend jaar nog punten. Maar het voornaamste wordt in 2018 dat we ons eind juli/begin augustus plaatsen voor het EK 2019. De poules worden nog deze maand bekend gemaakt en we spelen in mei/juni de wedstrijden om de World Grand Prix. In het nieuwe systeem zijn 12 ploegen voor een aantal jaren zeker van deelname, er zijn ook 4 challengers (onder wie de Yellow Tigers), van wie de laatste twee dalen. Ook belangrijk om wedstrijden te kunnen blijven spelen tegen de wereldtop in de World Grand Prix.”

Wat onthou je in het voorbije seizoen als toch nog positieve punten?
“Dat we wel degelijk kunnen spreken van een verruiming van de kern. Zelfs met speelsters in de basis. Op dat vlak hebben we toch grote stappen voorwaarts gezet. In België is het vrouwenvolley hoegenaamd niet professioneel en het is al jaren hard werken om een voldoende ruime kern te hebben om de zware programma’s niet steeds met dezelfde 12 te spelen. Welnu, daarin zijn we wel geslaagd. Een ruim peloton speelsters heeft nauwere aansluiting bekomen bij de kopgroep van gevestigde waarden.” (Lees verder onder de foto.)

“Een ruim peloton speelsters vond nauwere aansluiting bij de kopgroep van gevestigde waarden”

Wat zijn nog de voornaamste werkpunten?
“In alle mogelijke selecties waarin we gespeeld hebben, blijkt dat we aanvallend over voldoende mogelijkheden beschikken. Maar het grootste werkpunt blijft dat we ons moeten focussen op het verbeteren van zowel opslag, verdediging als blok. Niet alleen bij de seniores, maar ook bij de opleiding van jongere speelsters. Hoe kunnen we nog beter beletten dat de tegenstander tot scoren komt? Dat is het grote werkpunt.”

Op het EK wonnen jullie telkens alleen de eerste set. Ook een kwestie van fysiek dus?
“Nee. Ik durf zeggen dat wij fysiek helemaal in orde waren. We waren hoegenaamd niet uitgebabbeld na de eerste set. Maar we schieten tegen de echte topploegen wel tekort op gebied van explosieve kracht. Plus dat we qua gestalte onderliggen. We moeten blijven de grotere speelsters detecteren voor onze sport en nog intenser werken op blok en verdediging.”

Hoe moet het nu verder? Is het halen van de Olympische Spelen van 2020 nog realistisch?
“Je mag toch ook niet vergeten dat deze groep tijdens de voorbije jaren schitterend gepresteerd heeft: een bronzen medaille op het EK 2013, Final Six in de World Grand Prix in 2014 en een 11de plaats op het WK. Het gevolg daarvan was dat het verwachtingspatroon nadien ook hoger gesteld werd. Ik begrijp dat. Maar zoiets weegt dan ook op de evolutie van de daaropvolgende jaren en het kan op langere termijn zelfs de werking compromitteren.
Ik besef ook wel dat we op dit moment niet moeten beginnen roepen op de Olympische Spelen en dat we onze ambities moeten bijstellen.
Het is in 2018 super cruciaal dat we ons kwalificeren voor het EK 2019. Dat is inderdaad korte termijnplanning, maar horen we in 2019 nog steeds bij de top-8 van Europa, dan spelen we gegarandeerd olympische kwalificatietoernooien. En als we ons ook nog kunnen handhaven in de World Grand Prix blijven we genoeg wedstrijden spelen op mondiaal niveau, waardoor de uitschakeling voor het WK wellicht toch wordt opgevangen. Ik ben dus niet pessimistisch.
Maar toegegeven: als je de Olympische Spelen 2020 wil halen, moet je wel winnen van Servië, Nederland, Rusland en Italië. En is dat mogelijk? Blijven dromen mag natuurlijk maar de werking moet net zo goed de langere termijn beogen.” (Lees verder onder de foto.)

“Blijven dromen van Olympische Spelen mag natuurlijk”

Je wilde dadelijk na het EK nog niet spreken over de toekomst van de Yellow Tigers…
“Dat lijkt me ook logisch. De ontgoocheling was bij de ganse groep ontzettend groot. Gefaald in Rotterdam, twee keer niet gediend door een goede loting, want in elke andere poule op het EK eindigen we minstens als derde. Het was dus daar niet het moment om al over de toekomst te praten. De speelsters krijgen tot het einde van het jaar de tijd om daar zelf over na te denken. We moeten een programma samenstellen. Daarin moeten we bekijken wie wil meedoen in welke fase. Want het moeten ook niet altijd en overal dezelfde zes speelsters zijn, die moeten opdraven. Het is voor iedereen zwaar. Wat heb ik dankzij de Yellow Tigers gehad aan mijn internationale carrière en wat kan het mij in de toekomst nog brengen. Dat zijn vragen die ze zich moeten stellen. Ik denk dat ze de antwoorden op die vragen beter kunnen relativeren binnen enkele maanden.”

Voor het eerst in bijna tien jaren bondscoach werd ook jouw positie wel eens in vraag gesteld. Hoe sta je daar zelf tegenover?
“Het is duidelijk dat het nipt missen van deelname aan de Olympische Spelen in 2016 bij sommige speelsters diepe sporen heeft nagelaten. Ook dat was voor velen een grote ontgoocheling. Er is daarna met iedereen veel gepraat en ik had niet de indruk dat er ook maar op één moment naar mijn positie verwezen of gedacht werd tijdens de wedstrijden van de voorbije campagnes. Maar het is natuurlijk ook zo dat de ganse staff, die zich bijna tien jaar lang dag in, dag uit, op elke training, op elke match heeft ingezet, even moet afwegen bij zichzelf wat ze er blijft voor over hebben.
Het is cruciaal dat we een uitgebalanceerd programma maken voor de korte en de lange termijn, waarin jong en oud (of beter ervaren) zich kan vinden. Iedereen die instapt, moet er met volle vertrouwen en volle motivatie voor gaan. Zowel de speelsters, de staff als de federatie moeten er rotsvast in geloven.”

Tekst: Marcel Coppens
Foto’s: CEV, Bart Vandenbroucke