Het kampioenschap is goed anderhalve week voorbij en Emile Rousseaux loopt lekker te ontstressen. Hoewel, is ontstressen er eigenlijk ooit bij, vragen sommigen zich af, want op het moment dat je dit leest, zit de ‘coach van het jaar’ alweer in Pau, waar hij met de Franse vrouwenploeg een stage volgt. Want na een laatste jaar bij Knack Roeselare, wordt Emile coördinator voor het vrouwenvolley bij onze zuiderburen.
“Je bent gek om die uitdaging aan te gaan, zeggen de mensen mij. En pas op, dat zijn dan nog de mensen die me graag zien.” Er kan best een vleugje humor af bij de coach van Roeselare, want heeft hij geen redenen om tevreden te zijn? “De uitverkiezing gebeurt altijd voor het seizoen ten einde is. Welnu, elke keer als ik coach van het jaar werd, speelde ik ook kampioen met Knack Roeselare,” grinnikt hij met een monkellachje.
“Vijf keer op rij. Het blijft een goed gevoel,” geeft hij toe. “Toch wel leuk voor de spelers, voor de club en voor de staff dat we gedurende vijf jaar het volley in België domineerden. Al was dit seizoen misschien wel het moeilijkste van de laatste vijf jaren. In het tweede jaar stonden we tegen Antwerpen ook met 0-2 achter in de finale van de play-offs, maar toen geloofde iedereen nog wel dat het goed kwam. Dit jaar tegen Maaseik zat er meer twijfel in de groep. We hadden er al met 3-0, 3-1, 3-2 verloren en vorig jaar hadden we in de play-offs ook twee keer verloren in Maaseik.”
Je mag toch ook voor een groot stuk de pluim op jouw hoed steken dit seizoen…
“Het zijn natuurlijk altijd de spelers die het moeten doen, maar ik denk dat we Maaseik ook enkele keren verrast hebben door een redelijk onverwachte opstelling. Van Hirtum werd gewoon de revelatie van de play-offs. Claes en Dejonckheere waren de rotsen in de branding in verdediging, Tuerlinckx was dikwijls bepalend, Coolman is een meester-tacticus, Van de Velde deed in de laatste twee matchen aardig zijn duit in het zakje. Ik moest wel opletten met Orczyk, want hij was medisch niet in staat een volle match te spelen. Dat wist hij. Maar op het einde van de vierde finalematch heb ik hem ingebracht en hij serveerde verduiveld goed en scoorde een 6 op 7. Ik denk dat zijn inbreng ook de tegenstanders verraste. Stijn D’Hulst had dan weer een grote verdienste bij het feit dat we de finale haalden omdat Trinidad bijna drie maanden onbeschikbaar was. Ook over Konings ben ik zeer tevreden na zijn goede wedstrijden tegen Menen en Maaseik. Kortom, het was de inbreng van iedereen, die zorgde voor een goed gevoel en het bewijs dat de spelers het systeem begrepen hebben. Als coach geeft dat een enorm gevoel: de uiting dat in ons concept iedereen belangrijk kan zijn.”
Maar een week later krijgen jullie bakken kritiek – ook vanuit de spelersgroep – omdat Stijn D’Hulst dan toch vervangen wordt door Sander Depovere…
“Een zeer spijtige zaak. Als coaches hebben wij uiteindelijk een adviserende rol. Ons advies was om hem nog één jaar langer bij Knack Roeselare te houden. Als Trinidad nog eens een keertje zou uitvallen, was Stijn een fantastische doublure, die onze geoliede machine best nog een jaar langer had kunnen doen draaien. Wij stonden niet te wachten om een jongere spelverdeler nog tot verdere ontwikkeling te brengen, hoewel wij uiteraard niks tegen Depovere hebben. Integendeel. Maar het bestuur denkt dan op langere termijn en in functie van het budget. Dan maken ze een keuze en kiezen ze toekomstgericht voor een jongere speler en meteen krijgen de coaches de hete ‘patat’ in de handen geschoven.
Ik ben ook geen tovenaar. Een speler uit zich op basis van zijn kwaliteiten, van zijn DNA, al kan hij door de juiste begeleiders nog aan betekenis winnen. Dat kan b.v. zeker ook bij andere coaches zoals Steven Vanmedegael of Johan de Voghel.”
Uit jouw uitverkiezing blijkt toch wel een groot respect ten opzichte van jouw persoon…
“Ik stem in dat referendum inderdaad niet voor mezelf, hé! Ik weet ook dat ik niet altijd aanzien word als de gemakkelijkste, ik ben ook niet altijd ‘politiek correct’, ik blijf altijd mezelf en dat kan wel eens botsen en het geeft soms de indruk dat ik nooit ‘content’ ben. Dat ik ondanks al die punten toch gekozen word, getuigt inderdaad van respect en dat ze toch een aantal kwaliteiten van me inzien. Ik probeer ook altijd zo veel mogelijk onze zwakkere punten te camoufleren. We krijgen dan ook steeds meer respect vanuit het buitenland ten opzichte van die ‘petits Belges’ omdat we toch ook elk seizoen tegen Europese toppers konden winnen en een ronde verder geraakten in de Champions League. Maar ook hier is het weer teamwork. Iemand als Steven Vanmedegael heeft een enorm positieve ingesteldheid. Ik wil zeker ook Bart Hugenaerts niet vergeten, die in de eerste jaren een fantastische inbreng had. Onze assistenten helpen mee het werk realiseren, ze geven de ideeën een concreet leven en werken ook heel hard tijdens de voorbereiding.”
Je staat nu voor jouw laatste jaar bij Roeselare en dat moet toch ook in glans afgesloten worden, niet?
“Ja, ik moet toch bewijzen dat ik geen vijf jaar na mekaar geluk gekend heb (lacht). Al moet ik er toch ook bij vertellen dat we onze portie tegenslag wel gekend hebben. Vorig jaar moesten we zelfs met Paulides als hoekspeler de halve finale van de beker van België spelen. Ook in het voorbije seizoen kenden we heel wat geblesseerden: Tuerlinckx, Trinidad, Verhanneman… Maar ik heb die ‘challenge’ juist graag. Dat geeft mij een ‘boost’. Al mag je daarbij ook nooit vergeten dat het bijna dezelfde spelersgroep was die ook al vijf jaartjes ouder werd. En zij spelen zo veel wedstrijden per jaar. Eens zal dat winnen misschien verdwijnen en ooit verliezen we wel eens die eerste plaats. Dan krijg je de klassieke criticasters die ‘het allemaal reeds lang gezegd hadden en zie je wel!’. Dat wil ik dus komend seizoen niet gezegd hebben: ik ga voor minstens één prijs of natuurlijk liefst nog voor twee. We zijn niet gulzig! (lacht)”
En dan volgt jouw vertrek naar Frankrijk, waar de Franse vrouwenploeg eerlijk gezegd een belabberde indruk naliet in de oefenwedstrijden tegen de Yellow Tigers…
“De toestand is daar inderdaad dramatisch. Wij hadden zestien speelsters geselecteerd en weet je dat er daarvan negen waren, die niet eens een basisplaats kregen in hun clubteam. Verder waren er slechts twee die bij een buitenlandse club speelden, terwijl in België nagenoeg de ganse ploeg Yellow Tigers beter wordt in het buitenland. De uitdaging is dus enorm. We moeten dus oplossingen vinden opdat die speelsters minstens in de eigen club veel kunnen spelen.
Maar het gaat niet alleen om die beste zestien; het is het volledige pakket. Ik heb geduld en ik hoop dat zij dat ook zullen hebben. Weet je dat het al vele jaren geleden is dat Frankrijk nog doorheen de kwalificaties geraakte met haar meisjes jeugd- en junioresteams. Die hebben al lang geen EK meer gespeeld en beschikken dus allerminst over internationale ervaring in belangrijke competities. We zullen daarin dus creatief moeten zijn. Ik krijg wel een ‘déjà vu’-gevoel dat ik opnieuw op zoek moet naar een visie voor structuren in het vrouwenvolley. Gelukkig zijn er wel wat coaches die meedenken en die stappen willen zetten. De huidige coach is iemand die met zijn ploeg totaal onverwacht de Franse beker won en hij staat open voor gesprekken en denkt mee over de toekomst van de Franse volleymeisjes.”
Tekst: Marcel Coppens
Foto’s: Bart Vandenbroucke