Tomas Rousseaux: “De uitschakeling van Piacenza was een bom. We zijn dus bij Modena gewaarschuwd”

Wat is er mooier dan terug te keren door de grote poort? Het is de komende dagen vanuit verschillende invalshoeken aan de orde. Neem nu Roeselare dat het huzarenstukje van 21 jaar geleden in de Top Teams Cup nog eens kan herhalen. Al zal de tegenstander van nu in de finale van de CEV Cup, de Italiaanse topclub Modena, toch van een ander niveau zijn dan het Portugese Espinho van toen.

Of neem Tomas Rousseaux (28), die nog niet zo lang geleden zat weg te kwijnen in het grauwe Katowice (Polen) en plots een reddingsboei kreeg uitgeworpen door de meest toonaangevende club uit Emilia-Romagna, één van de rijkste regio’s van Italië. Soms neemt niet alleen het leven een onverwachte wending, maar dus ook een volleybalcarrière. Van de bank in Polen naar een finale in de tweede hoogst aangeschreven internationale clubcompetitie ter wereld. En dat nog wel tegen de ploeg waar het voor hem allemaal begon. Het is duidelijk dat Rousseaux opnieuw kan lachen en daar kan enkel en alleen Roeselare niet tevreden over zijn.

Al voelen ze zich bij Knack zeker niet kansloos, integendeel. De vastberadenheid van coach Steven Vanmedegael, die we kort zagen na de 0-3-overwinning tegen Haasrode Leuven, sprak in elk geval boekdelen. “Veel succes woensdag tegen Modena, Steven”, riepen we hem snel toe. “Bedankt, ze hebben 3-0 verloren van Piacenza. Als we daarginds 3-2 of misschien zelfs 2-3 kunnen spelen, dan is er nog een terugwedstrijd. We gaan er alles aan doen”, aldus een vastberaden Vanmedegael die na ons korte intermezzo ook nog wat tips kreeg van Wout Wijsmans. Die laatste is niet toevallig spelersmakelaar bij Playground s.r.l., bij de meest toonaangevende advies- en consultingbureaus in de volleybalwereld. En dat bureau is opgericht door Luca Novi, woonachtig in Modena en de manager van… jawel, Tomas Rousseaux.

Tomas Rousseaux blokt Tammemaa

We vermoeden dat je heel blij bent met het netwerk van jouw manager. Anders zat je nu misschien nog altijd met jouw vingers te draaien in Katowice?

Tomas Rousseaux: “Enorm! Ik zat ondertussen aan mijn zesde seizoen in Polen en ik had nood aan verandering. Pas op, het is al wel vaker gebeurd dat mijn manager in het midden van een seizoen aanbiedingen krijgt. Deze keer kwam Modena aankloppen en aangezien we met Katowice in een slechte periode zaten, heb ik nooit echt getwijfeld.”

Wat is er dan fout gelopen bij de club waar je in het seizoen 2018-2019 en 2021-2022 nog een steunpilaar was? De laatste maanden zat je toch gewoon de bank te verwarmen?

“Er zijn een aantal zaken gebeurd die ik zeker niet in detail zal bespreken, maar het is een feit dat de samenwerking met de coach (Grzegorz Słaby) de laatste tijd heel moeizaam verliep. Ik voelde me benadeeld en dat was niet altijd om sportieve redenen. Ik kreeg al minder speelgelegenheid op het einde van vorig seizoen, terwijl ik vond dat ik in een uitstekende vorm stak. Maar als je je niet geapprecieerd voelt en je zit in de fleur van uw carrière, dan is de keuze snel gemaakt om naar een club te trekken waar je in extreem professionele omstandigheden kan werken.”

Modena zal dus om allerlei redenen een verademing zijn?

“Ik heb inderdaad diep gezeten in Polen, letterlijk en figuurlijk. Ik had er al twee maanden geen zon meer gezien. De Poolse competitie is nog altijd fantastisch, maar dan moet je natuurlijk ook wel spelen. Modena is dag en nacht verschil: de levensomstandigheden, het eten, het klimaat, enzovoort. Ik heb nog geen seconde spijt gehad van mijn keuze en de stad kent zelfs geen geheimen meer voor mij. Ik ben ze al verschillende keren gaan verkennen met mijn vriendin Brienne. En mijn zus Hélène heeft hier twee seizoenen gespeeld, dus ze had zeker nog tips voor mij.”

En dan kom je van een koude Poolse coach, naar een warme Italiaanse levende legende. Hoe is het om samen te werken met Andrea Giani?

“Ik heb een heel goede verstandhouding met hem. Andrea is een trainer van absolute wereldtop. Je kan veel bijleren van hem. Hij heeft geprobeerd om mij zo snel mogelijk in de groep en het spelsysteem te integreren. Natuurlijk is het niet gemakkelijk om in het midden van een seizoen aan te sluiten, maar iedereen binnen de club doet keihard zijn best om mij op mijn gemak te stellen. Ondertussen zit ik er toch al sinds begin februari en voel ik me er echt wel thuis.”

Je komt in een ploeg terecht met op jouw positie de Franse superster Earvin Ngapeth en de jonge Italiaanse vedette Tomasso Rinaldi. Welke rol heeft Giani voor jou weggelegd?

“Ik ben de doublure van Ngapeth, al kan het altijd verkeren. Tijdens de eerste wedstrijd van de play-offs tegen Piacenza was ik er bijvoorbeeld niet bij wegens een verkoudheid, maar toen speelde Rinaldi niet zo top. Ik had daar dus zeker speelgelegenheid gekregen. Ach, ik sta hier in een club waarvan de basisploeg uit zes wereldsterren bestaat. Ngapeth slaat in een goede dag alles aan flarden, maar als er een aspect bestaat waarin hij geen wereldtop is, dan is het wel blokkerend. Laat dat nu net één van mijn sterkste punten zijn, dus ik zal proberen om op dat vlak een meerwaarde te betekenen. Voorts wil ik mijn aanvallend vermogen en drive ten dienste van de ploeg stellen. Ik weet dat mensen graag met mij samen spelen, juist dankzij mijn positieve energie.”

Van ploegmakkers gesproken, er is er nog eentje die tot de verbeelding spreekt: de Braziliaanse spelverdeler Bruno Rezende. Gouden medaille op de OS van 2016, het WK in 2007 en 2019, de Champions League in 2019 en ga zo maar even verder.

“Bruno is de grote man in de kleedkamer, zonder twijfel. Maar ondanks zijn staat van verdienste is hij gewoon een heel eenvoudige topkerel. Het klikte meteen met hem, want ook hij is de zoon van een coach en is opgegroeid in een echte volleybalfamilie. We delen dus dezelfde passie. In vergelijking met Polen is Italië ook op sociaal vlak een verademing. Zo gaan we na een wedstrijd altijd samen iets eten.”


Modena is de stad van de balsamico azijn. In de buurt ligt Parma dat bekend staat om zijn ham en dan heb je nog Reggio Emilia, de bakermat van de Parmigiano Reggiano. Dat moet op de tanden bijten zijn voor iemand zoals jij die erg met voeding bezig is?

“Eten is hier een religie. Wist je ook dat alle pasta’s op basis van ei zoals tortellini en tortelloni ook typisch van hier zijn. Ik probeer mijn vleesinname tot een minimum te beperken, maar ik geef toe dat het enorm moeilijk is om in Italië vegetarisch te eten.”

Heb je ondertussen al een nieuw favoriet gerecht?

“Ik ben altijd al een pizzaman geweest (lacht). Het is zalig dat we dankzij de club in vier restaurants twee keer per dag gratis mogen eten. Ik heb binnen de ploeg wel al een reputatie gekregen als de grootste eter. Gelukkig werkt mijn metabolisme uitstekend.”

Je speelde tijdens het seizoen 2015-2016 al eens in de Italië voor Monza. Toevallig de ploeg tegen wie je voor het eerst in de basis stond. Tevreden over jouw debuut?

“Individueel was het zeker niet slecht, maar jammer genoeg verloren we met 2-3. Het was de Duitser Georg Grozer die ons de eerste twee sets enorm veel pijn heeft gedaan. Voor de ploegmaats was het natuurlijk ook aanpassen om met mij samen te spelen. Anders staat Ngapeth daar en die zuigt alle ballen naar zich toe. Ik voelde wel dat er wat twijfel in de ploeg zat om mij aan te spelen, maar dat is normaal, aangezien de automatismen nog moeten groeien. Ik heb er in elk geval alles aan gedaan om mijn kans zo hard mogelijk te grijpen.”

Jammer, vooral omdat Monza nu toch ook niet echt een hoogvlieger is in de Italiaanse competitie. Is er na acht jaar veel veranderd?

“We speelden onlangs nog tegen Siena en Taranto, twee ploegen die onderaan het klassement vechten om niet te degraderen. Wel, we hebben twee keer keihard moeten stressen om de drie punten te pakken. Maar dat is natuurlijk het mooie aan de beste competities ter wereld. Dat was zes jaar geleden zeker niet het geval in Italië. Naar wat ik hoor, had je vroeger drie of vier dominante ploegen en nu is er toch veel meer balans. Monza en Milaan bijvoorbeeld beginnen steeds meer geld te investeren wat de spankracht in de competitie ten goede komt.”

Ondertussen staan jullie in de kwartfinale van de play-offs 2-1 voor tegen Piacenza. Jullie wonnen de eerste twee wedstrijden met 3-2, maar verloren thuis de derde wedstrijd kansloos met 3-0. Wil dat zeggen dat Roeselare nog meer hoop mag koesteren?

“Als je weet dat Perugia dit seizoen ongenaakbaar is, maar Piacenza hen in de halve finale van de beker met 3-0 wandelen stuurde en nadien ook nog eens Trentino klopte in de finale… Ik denk dat Piacenza met toppers zoals de Fransman Brizard en de Cubaan Simon, de Italiaan Romano en de Braziliaan Leal individueel misschien net iets meer klasse heeft dan onze ploeg, maar wij zijn collectief sterker.”

De uitschakeling in de halve finale van de CEV Cup door Roeselare moet toch een bommetje geweest zijn in Italië?

“Italië was in shock na de uitschakeling. We zijn gewaarschuwd, dus zeg maar gerust een bom. De mayonaise plakte even niet. Maar ook, wat een prestatie van Roeselare! Ze hebben enorm veel kwaliteiten.”

Welke emoties gingen er door jouw lichaam toen je hoorde dat niet Piacenza maar wel Roeselare jullie tegenstander zou worden in de finale? De ploeg waar het voor jou allemaal begon?

“Toch wel een gevoel van euforie. Vooraf hoopte ik dat ze zouden winnen. Ik had ook voorspeld dat als ze met 3-0 zouden verliezen, de ‘golden set’ voor hen ging zijn. Ik ben het allemaal te weten gekomen toen ik net was ingevallen in Belchatow, nadat we twee sets hadden gewonnen en dus al geplaatst waren voor de finale. Ondertussen was de golden set afgelopen en kregen we het  nieuws te horen van onze sportief directeur die de wedstrijd volgde via live score. Ik moet toegeven dat ik ook echt wel met een kriebel in de maag op het parket stond. Ik heb na de wedstrijd meteen berichtjes gekregen van Stijn D’Hulst, net zoals onze spelverdeler Bruno Rezende. Stijn en Bruno kennen elkaar nog van bij Lube.”

En de rest van de Roeselare-clan, heb je daar nog contact mee?

“Natuurlijk, met Matthijs Verhanneman, Stijn D’Hulst en Pieter Coolman heb ik nog samengespeeld. Sander Depoovere kwam toen net piepen. De rest ken ik natuurlijk van naam zoals Rune Fasteland, Märt Tammearu en hun nieuwe opposite, Pablo Kukartsev. Roeselare zal altijd speciaal blijven. Het is de ploeg waar het voor mij allemaal begon. Ik heb er drie fantastische jaren gekend, samen met mijn vader als coach. Ik kom er trouwens nog elk jaar als ze kampioen spelen.”

Jullie spelen eerst thuis, maar hoe dan ook is Modena het aan zijn stand verplicht om de finale te winnen. Op het palmares van de club staan naast twaalf titels en bekers ook drie keer de Champions League en CEV Cup en vijf keer de Challenge Cup.

“Vooraf was de CEV Cup zeker niet het hoofddoel, omdat we best wel slecht aan het seizoen begonnen zijn. De verwachtingen waren dus niet al te hoog, maar gelukkig hebben we die remonte ingezet. Niet vergeten dat deze club inderdaad een cultuur en geschiedenis uitademt waarbij de verwachtingen en het doel altijd zullen zijn om voor titels te spelen.”

Het is van moeten dus. Wat moet jij nog bij de Red Dragons?

“Drie weken geleden was bondscoach Emanuele Zanini hier. Hij had toen blijkbaar ook al contact gehad met Sam Deroo. De contacten met Zanini zijn zeer hartelijk dus we hebben een goed gesprek gehad.”

Kom kom, vertel eens wat meer. Hoe zit het met jouw goesting voor de nationale ploeg?

“We hebben talent, maar zitten in een overgangsperiode. Toen ik vorig jaar aansloot na de Golden League was ik na het uitvallen van Matthias Valkiers de oudste speler, dus dat was toch wel even schrikken. Al voel ik me nog helemaal zo oud niet. Ik geef toe dat ik die samenwerking met de jonge spelers echt wel een leuke ervaring vond, dus ik zie het zeker zitten om als een soort talisman te fungeren. Zoals ik al zei, heb ik enorm veel honger en goesting, maar ik moet ook realistisch blijven. Een volledige zomer paraat staan, lukt echt niet meer. Op internationaal niveau zijn er ongelooflijk veel wedstrijden bijgekomen en dat is niet meer te combineren met de clubverplichtingen.”

Op 31 maart, tussen de heen- en de terugwedstrijd van de finale, mag je 29 kaarsjes uitblazen. Je kan inderdaad nog wel even mee. Hoe speciaal zal het zijn om jouw verjaardag nog eens in België te vieren? De Tomabelhal was in een mum van tijd uitverkocht.

“Het kan geen toeval zijn dat dit allemaal samenvalt (lacht). Ik kijk er heel erg naar uit, niet alleen wegens mijn verjaardag, maar ook gewoon om nog eens thuis te zijn. Er zullen enorm veel mensen komen kijken naar de terugmatch op 5 april, dus hopelijk kan ik wat speelminuten meepikken. Een feestje nadien zal hoe dan ook zeer moeilijk zijn. De volgende dag vliegen we om 11 uur al terug richting Italië.”

Tekst: Kenny Hennens

Foto’s: archief