Seppe Van Hoyweghen: “Hopelijk derde keer goede keer in bekerfinale tegen Knack”

Zultenaar Seppe Van Hoyweghen (22 jaar, 1m98) torst op zondag 26 februari bij Decospan Menen het volle gewicht aan de pass in de bekerclash tegen buur Knack Roeselare. Het jeugdige talent ontpopt zich als de fijnbesnaarde opvolger van de Fin Akseli Lankinen die er de voorkeur aan gaf om naar zijn vaderland terug te keren. Tweede mannetje aan de spelverdeling is de 20-jarige Thiemen Ocket (Caruur Gent), ook eerstejaars bij Decospan.

Na vijf seizoenen bij Lindemans Aalst veranderde Seppe Van Hoyweghen van lucht. Al was het maar om meer speelkansen te krijgen. “Bovendien kan ik me met Frank Depestele, vroeger een spelmaker ‘pur sang’, geen betere leermeester indenken. Ik maak dagelijks progressie. Ik hoop dat we het beresterke Knack Roeselare het vuur aan de schenen kunnen leggen.”

Dat Seppe Van Hoyweghen naast een beetje zomertennis hoofdzakelijk zou volleyballen, stond in de sterren geschreven. Mama Ineke Hoho speelde op een lager niveau. Ze is een zus van Maaseikenaar Kristof Hoho en Seppes papa Bart Van Hoyweghen (zie randstuk) mepte de pannen van het dak bij Knack Roeselare en Greenyard Maaseik. “Er lagen bij ons altijd volleybalspullen in huis. En de gespreksthema’s laten zich raden. Zeker in de contacten met nonkel Kristof.”

Seppe is een geboren Gentenaar. Hij zit er ook op kot. Hij hoopt aan de Rijksuniversiteit Gent weldra zijn derde jaar Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW) af te sluiten. “Ik studeer via een trager traject, omdat ik mijn studie absoluut wil combineren met topvolleybal in Menen. Ik ben het ene deel van een tweeling. Zus Jill deed aan zwemmen en is nu trainster bij zwemvereniging Waregem, een buurgemeente van Zulte. Met dien verstande dat Zulte in Oost-Vlaanderen ligt en Waregem in West-Vlaanderen. Jill studeert in Gent ‘reclame’ aan Sint-Lucas ‘School of Arts’. Ze is heel creatief en artistiek aangelegd. Ik heb ook een vriendin. Het gaat om Sara De Donder. Zij zit op kot in Antwerpen, waar ze biomedische wetenschappen studeert. Zij speelt volleybal bij Interfreight Brabo Antwerp VT in de hoogste damesliga.”

Vader Bart, moeder Ineke, vriendin Sara, zus Jill en Seppe.

Je roots liggen bij Kuros Zulte?

Seppe Van Hoyweghen: “Inderdaad. Ik trok van VC Kuros naar de Volleybalscholen in Leuven en Vilvoorde en zette dan de stap naar Lindemans Aalst. Op de middelbare school kreeg ik training van Joel Banks, Kris Eyckmans, Mieke Moyaert, Maarten Deroey (broer van libero Dennis) en Dominique Baeyens. Ik ben een generatiegenoot van Mathijs Desmet (Padova), Thiemen Ocket (Menen), Wout D’Heer (Trentino), Mathieu Vanneste (Menen), Simon Plaskie, Seppe Rotty (beiden Knack Roeselare), Berre Peters (VH Leuven)  en vele anderen. Vier seizoenen was ik in opleiding bij Lindemans Aalst bij coach Johan Devoghel. Ik liep er in het spoor van eerste spelverdelers Janek Firlej (Po), Markus Keel (Est) Francesco Zoppelari (Ita) en Kamil Droszynski (Pol). Nu ga ik voluit mijn kans bij Decospan Menen. Heel leuk. Met T1 Frank dus als leermeester, ik kan niet beter omringd zijn. Ik tekende voor één seizoen met optie. Ik veronderstel dat het bestuur na de bekerfinale wel met een voorstel zal komen om mijn contract te verlengen. Die besprekingen zijn voer voor mijn manager Wout Wijsmans. De afstand Zulte tot Menen is 40 km. Niet zo heel ver, hé. Zo zijn ma, zus, pa en mijn grootouders heel vaak present op mijn wedstrijden. Zelfs ook op verplaatsing.”

Merk je een verschil bij de vergelijking van de West-Vlaamse met de Oost-Vlaamse mentaliteit? Een onderscheid tussen Menen en Aalst?

“Het is moeilijk om die twee clubs te vergelijken. Lindemans Aalst kiest voor een hele vloot buitenlanders en traint ook in de ochtend. Menen houdt oefensessies in de namiddag. Enkel op woensdag ook in de ochtend. Menen is voor mij geknipt, omdat ik tijd kan maken om les te volgen. Ik rijd dagelijks van Gent rechtstreeks naar Menen, dat is ongeveer drie kwartier met de wagen.”

Wat heb je al bijgeleerd van trainer Frank Depestele?

“Het gaat vooral om het maken van de juiste tactische keuzes. Met elke aanvaller apart bekijken we welke pass hij nodig heeft. Iedereen wil de bal een tikje anders. Dat vergt veel inoefentijd, zeker in het begin van het seizoen (moeilijke start, nvdr.) met de nieuwkomers. Ik voel aan dat er nu meer tempo in de ploeg is geslopen. In de laatste confrontatie had Knack Roeselare een tiebreak nodig om ons te verslaan. Een teken dat we mogelijkheden hebben.”

Ja, het wordt trouwens jouw tweede opeenvolgende finale, de vierde voor jou in jouw nog prille carrière.

“Vorig jaar had ik een macabere ervaring. We moesten het met 1-3 afleggen tegen underdog Caruur Gent, dat eerder Decospan Menen had uitgeschakeld in de halve finales via de Golden Set. Van Gents stuntwerk gesproken. We kwamen met redelijk spel 1-0 voorop, dan liepen we een vijftal punten uit in de tweede fase… en plots zijn we als een kaartenhuisje in elkaar geklapt. We verkrampten helemaal, enkele ballen vielen onverwacht in ons nadeel, terwijl Gent almaar beter en beter draaide. Het verlies heeft lang nagezinderd. We hebben vaak de koppen bij elkaar gestoken. Ik begrijp nog altijd niet wat er specifiek is gebeurd.”

Verlies tegen Gent, eerder ook twee keer verloren tegen Knack Roeselare, dat voor de derde keer jouw tegenstander wordt.

“Ja, ‘derde keer goede keer’, zegt het spreekwoord. De banvloek na drie nederlagen met 1-3 moet worden doorbroken. (Lacht) Het lot mag ook een keer mijn schattige bondgenoot zijn.”

Mogelijk verkeert de ploeg tegen zondag in topvorm?

“Ik zie na onze bijna onverklaarbare ondermaatse start bijzonder veel vooruitgang. Dat we veel nieuwe spelers moesten inpassen,  is slechts een deel van de verklaring voor onze bangelijke aanhef. Een uitleg is moeilijk te vinden, want onze voorbereiding was bijzonder goed verlopen. Door de deelname aan de Champions League is veel ten goede veranderd. Oké, we wonnen geen enkele CL-wedstrijd en geen enkele set, maar we konden in sommige duels het niveau zeker aan. Alleen gaven we een potentiële setwinst in ‘moneytime’ te vaak weg. Ook zo tegen Karlovarsko (Tsj). Je kent het gevoel wel, dat verhaal van ‘net niet’. Bij momenten haalden we zelfs hoog niveau en toch wilde het niet lukken. Een beetje teleurstellend, maar onze mentale kracht en onze vechtlust zijn erdoor crescendo gegaan.”

Ik vermoed dat jullie tegen de buren tot het uiterste willen gaan?

“Wees daar zeker van. Al lijkt het ongeslagen Knack oppermachtig. Ze leden wel puntverlies tegen ons en tegen Guibertin. We werken aan het ontwerp van ons eigen matchplan om voor de winst te gaan. Knack is de favoriet, maar Menen stapt nooit tussen de lijnen met de gedachte ‘dit kunnen we niet winnen’. Belangrijke voorwaarde is, dat we snel in ons ritme moeten komen. Met veel opslagdruk van Jiri Hänninen, Maxime Capet en Mathieu Vanneste. Het zou ‘hemels’ zijn mocht onze kapitein Jelle Sinnesael de beker kunnen pakken bij zijn afscheid.”

 Toch heeft Roeselare het surplus aan ervaring in de vele topmatchen die het team achter de kiezen heeft.

“Ja, Roeselare speelt met veel discipline en vanuit een uitstekende organisatie. De meeste spelers draaien al vele jaren mee. En de Argentijn Pablo Kukartsev en de Est Märt Tammearu teren op veel aanvallend geweld en een enorme opslagdruk. We weten goed uit welke hoek het gevaar komt.”

Stijn D’Hulst is dé architect van de ploeg. Ook een machine aan de pass?

“Hij is een icoon. Een absolute topper. Hij heeft al veel watertjes doorzwommen. Bij hem zitten alle automatismen er helemaal in. Hij is technisch sterk en soepel en een tactisch snelle denker. Ik probeer dat ook te zijn. Hij heeft een zeer hoge constante in zijn pass, hij was vorig seizoen ‘Speler van het Jaar’, hij kan veel adelbrieven voorleggen. Maar ik laat me door niets of niemand afschrikken.”

Veel rust is jullie niet gegund. Na de bekerfinale volgt onmiddellijk de start van de Champions Play-off. Voor jullie op de vierde plaats met twee punten voorgift?

“In 2022 waren we titelfinalist tegen Roeselare. Of we dat wapenfeit kunnen herhalen, is moeilijk te voorspellen. Dat zal afhangen van onze regelmaat en van enkele topdagen. Alleen dan zijn Knack en Maaseik te pakken. Alleszins ambiëren we de top vier, met daaraan verbonden een Europees ticket.”

Daarna is de nationale ploeg aan de orde. Doe je mee bij de Dragons?

“Het zou tof zijn, als ik door bondscoach Zanini word opgeroepen. Misschien krijg ik kansen in de European Golden League, die mogelijk wordt afgestemd op het uittesten van jongeren zoals ik. Ook het EK is een mooie uitdaging en het derde gegeven is de olympische kwalificatie voor de Spelen 2024 in Parijs.”

Tekst: Leo Peeters

Foto’s: o.a. Seppe Van Hoyweghen

Papa Bart Van Hoyweghen: “Ik praat veel met mijn zoon. Het fijne contact geeft ons allebei veel voldoening”

Bart Van Hoyweghen, de illustere papa van Seppe, is van het gezegende jaar 1971. In mei viert hij zijn 52ste verjaardag. Hij heeft Abraham gezien en is zo de ideale raadgever. We belichten even zijn loopbaan en zijn visie.

Bart Van Hoyweghen, Jill en Ineke Hoho.

“Ik trad met mijn 2m01 eerst aan als ‘opposite’, later hoofdzakelijk als middenaanvaller. Op mijn zeventiende startte ik bij Knack Roeselare (’89-’92) in eredivisie. Andere Knackies waren Yves Dehaene, Danny Sannen, Premsyl Blaha, Jacky Vermeulen, Geert Dejonghe en Dominique Pincé, nog altijd één van mijn beste vrienden. Heel leuk spelen was het ook met de betreurde Philippe De Cock, overleden in 2020 op 52-jarige leeftijd. Na Roeselare  was hij actief bij VC Lennik, Rembert Torhout en als adviseur bij Caruur Gent. Voorts trof ik Filip De Winter, Joao Negrelli en Edwin Van Acker op mijn weg. Ik trok voor het seizoen ’92-’93 naar Moeskroen. Daarna tekende ik voor twee seizoenen bij Noliko Maaseik in de periode ’93-’95. We hadden een super ploeg met Vital Heynen, Jan-Willem Roex, Franky Reymen, Filip Van Huffel, Andrej Urnaut, Yves Barthels, Frederik Delanghe en Pascal ‘Paco’ Delfosse. In mijn twee slotjaren bij Knack Roeselare genoot ik het gezelschap van Kris Tanghe, Brecht Rodenburg en Walter Engelen. In 1997 heb ik mijn knielappen aan de haak gehangen.”

Verloopt een carrière nu totaal anders dan in jouw jonge jaren?

“Er zijn parallellen hoor. In het begin van mijn volleybalcarrière was ik net zoals Seppe student/profspeler. Geen gemakkelijk combinatie. In ’93 ben ik afgestudeerd als bachelor IT. Alleen de laatste vier seizoenen was ik fulltime prof. Vandaag ben ik een zelfstandige IT-consultant die bedrijven begeleidt en hun businessuitdagingen vertaalt naar IT-oplossingen.

De grootste verandering in het Belgische (prof)volley zit voor mij in het feit dat de spelers technisch veel beter op- en begeleid worden. Voor een zeer groot deel de verdienste van de Volleybalschool, met afdelingen in Leuven en Vilvoorde. Jonge sporters worden nu veel sneller ingeschakeld in de hoogste klasse. Het bewijs van de goede bondswerking (Topsportschool) is te merken aan de resultaten die de nationale jeugdploegen behalen op internationaal niveau.”

Seppe met zijn ouders.

Volg jij Seppe op de voet? Welke tips heb je hem al gegeven?

“Ja, ik volg mijn zoon op de voet. Ik ga met mijn familie naar veruit alle uit- en thuiswedstrijden. Na een wedstrijd, wanneer we bij voorbeeld samen in de auto zitten, overloop ik met hem de match. Wat vond hij goed? Wat is voor verbetering vatbaar? Ook ventileer ik mijn mening. De tips die ik hem geef, zijn sterk informatief: hoe je met bepaalde situaties best omgaat. Ik stel vragen waarom hij dit of dat deed en of hij misschien andere opties voor ogen had. Het zijn fijne open gesprekken waar we, denk ik toch, allebei zeer veel voldoening uithalen.”

Behalve jouw wijze raad wordt Seppe uitstekend begeleid. Akkoord?

“Ja, Seppe doet zijn voordeel. Als 22-jarige werkt hij met de optimale trainer. Misschien – haha – heeft hij zo mijn inbreng minder nodig. Zijn beste jaren moeten nog komen. Spelverdelers zijn op hun best rond de leeftijd van 28 jaar. Hij kan zeker nog een hele tijd rijpen. Ik ben de laatste om veel mentale druk op te leggen. Het is voor een jonge set-up niet altijd gemakkelijk om de juiste inschattingen te maken. Bovendien kan ik hem enkel advies geven vanuit mijn standpunt als vroegere middenman. In elk geval verkeert Seppe in het allerbeste gezelschap dat hij zich kan voorstellen. Met gewezen top-setter Frank Depestele als trainer-coach. Zo vertoeft Seppe in de perfecte omgeving en kan hij stelselmatig alleen beter en sterker worden.” 

Hoe zie je het moderne volleybal (als er nog genoeg sponsoring is) evolueren naar 2030?

“Ik vermoed dat het mannenvolleybal al veel grenzen heeft bereikt. Ik heb geen glazen bol. Maar ik zie het vrouwenvolley aan populariteit winnen. Die tendens is al enkele jaren aan de gang. Het aantrekken van jeugd, vooral dan jongens, is een heikel probleem. Net zoals het zienderogen afnemend aantal oeschouwers. Het gegeven dat Roeselare en Maaseik al een kwarteeuw alles domineren, is heel knap. Maar er is ook een schaduwzijde: altijd diezelfde twee… Misschien moet de competitie zeer diepgaand hervormd worden zodat de kloof door een aantrekkelijke formule veel kleiner kan worden? Roeselare werd regulier kampioen met een straat voorsprong. De voorsprong wordt nu herleid tot één puntje. Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomst van de Champions Play-off.” (LP)