Wie doet het haar na: Europese beker, Belgische bekers en titels?

Ach ja, volleybal op topniveau! Dat is al wel even geleden. En wie speelt de bekerfinale dit jaar? Asterix en VDK Gent? Aha, twee ploegen waar ik nog bij gespeeld heb.

En naarmate het gesprek vordert, geraakt de inmiddels 45-jarige Greet Coppé steeds meer geïntrigeerd over data en jaartallen waarin zij haar successen boekte. Er komen drie dikke mappen uit de kast – het verzamelwerk van een trotse papa Coppé – en op het einde van ons gesprek komen zelfs opnieuw de kriebels boven om weer eens wat meer te genieten van het volley. Zeker nu haar twee kinderen – Fien (10 jaar) en Juul (12 jaar) – ook het volley ontdekt hebben na omzwervingen in het turnen en het voetbal.

“Ik ben getrouwd met Bart Verheyden, een volleyer van Maaseik, in zijn jeugdjaren een teamgenoot van Christophe Hoho en Bert Derkoningen. We kennen mekaar intussen 15 jaar,” klinkt het vertederd bij de Zandhovense ex-speelster.

Greet, de jongere generatie kent jou wellicht iets minder. Kan je ons een overzichtje geven van jouw carrière?

Greet Coppé: “Ik begon met volley spelen bij Zandhoven en enkele jaren later kwam ik bij Turnhout terecht met Jan Coolen en Hugo Spildooren als trainers. Af en toe ging ik kijken naar Herentals in die prachtige zaal van hen en het was zo een beetje mijn droom om daar ooit te spelen. Maar dat is er nooit van gekomen, want toen ik in Leuven ging studeren om licentiaat Lichamelijke Opvoeding te worden, kwam ik in de universitaire ploeg terecht en werd ik door Gert Vande Broek gevraagd om voortaan bij Asterix Kieldrecht te spelen. We trainden toen in Beveren en in dat gezellige zaaltje van Kieldrecht.”

Je maakte daar het topjaar mee van de club, die in 2001 alles won: titel, beker en zelfs de Europese beker…

“Ja, dat klopt wel, maar erg veel verdiensten heb ik daar niet toe bijgedragen. Ik heb er vooral veel mee getraind en natuurlijk win je ook als ploeg. Dat is waar. Maar meestal stonden we met Ester Lowette en Liesbet Van Breedam in de huppelhoek. Met hen en ook met Catherine Claes en Tania Zmakova beleefden we veel plezier. Maar de basisploeg bestond toen hoofdzakelijk uit Zmakova, Barinova, Teterina, Pavlova, Claes en Liesbet Vindevoghel.”

Je werd dus mee ontvangen door de koning en je kreeg een fotoshoot voor Menzo?

“Geen van beide. Ik had toen een reis naar Mexico geboekt. Dat ik Menzo miste, vond ik niet zo erg, maar een bezoek aan de koning had ik toch nog wel graag meegemaakt.”

Je bleef echter maar twee jaar bij Asterix?

“Klopt. Ik had wel veel geleerd bij Kieldrecht en het was plezierig wat ik toen allemaal heb meegemaakt, maar ik wilde opnieuw meer spelen. Die kans kreeg ik bij Avo Melsele. Voordien acteerde ik meestal als receptie-hoekspeelster, maar ik was niet altijd stabiel genoeg. Als de eerste recepties goed kwamen, dan zat het vertrouwen erin, maar anders kon ik wel eens de mist in gaan. Bij Avo speelde ik dan ook meer als opposite.

Melsele vond ik altijd een bijzondere, warme club. Echt een heel familiale sfeer en af en toe konden we met die groep stunten. Zo haalden we één keer de finale van de beker, nadat we Herentals uitgeschakeld hadden. Maar in die finale kwamen we er niet meer bij te pas.”

Dan volgde VDK Gent?

“Neen. Ik heb er nog een jaartje Lummen op zitten met Jef Vandersmissen als trainer. Dat was geen ploeg die voor de titel ging, maar bij de top-4 stonden ze toch regelmatig. Marta Szczygielska, Irina Pavlova en Anneleen Drieskens speelden toen mee in een ploeg die door een kledingzaak gesponsord werd. Ik herinner me nog dat we dan één keer met heel de ploeg moesten meedoen aan een modeshow voor een volle zaal.”

Maar de mooiste jaren heb je ervaren bij Gent?

“VDK Gent was toen een ploeg met ambitie. Soms overklasten we de tegenstander, maar soms ook nét niet. Samen met de periode bij Avo Melsele was dit zeker mijn plezantste tijd in het volley. Ik had er twee trainers: Meino Roosendaal, een man die het aanpakte op een gemoedelijke manier, en Stijn Morand met een andere, duidelijk ambitieuze aanpak. Onder hem werd de club ook nog professioneler en toen werd er gestart met het jongerenproject, dat paste bij de meeste studenten-speelsters, terwijl ik nagenoeg de enige was die werkte. Ik mocht in die periode ook één keer minder trainer. Maar hij vroeg me wel om kapitein van de ploeg te worden. Ik was vereerd dat hij me voor die functie vroeg en ik heb er me ook ten volle voor ingezet.”

Maakte dat iets speciaals uit voor jou om aanvoerster te zijn?

“Ik denk dat het mooiste moment uit mijn ganse carrière het ogenblik was dat ik trots de Belgische beker in de hoogte mocht steken, nadat we de finale – uitgerekend tegen Asterix – hadden gewonnen.

Ik weet ook nog dat ik de avond voor de bekermatch bij elke speelster onder hun hoteldeur een omslag laten steken heb, met daarin voor iedereen een speciale, persoonlijke boodschap. Dat is zeker aangekomen om de sfeer in de groep nog sterker te maken.”

Het was in die periode – je was toen ‘al’ 28 jaar – dat je voor het eerst werd opgeroepen voor de nationale ploeg.

“Ik ben eigenlijk altijd wel een laatbloeier geweest. Steeds bij goede ploegen uitgekomen, maar beter en beter geworden naarmate ik meer spelgelegenheid kreeg. De dag dat ik voor de eerste keer werd opgeroepen, behoort mee tot de absolute hoogtepunten uit mijn volleycarrière. Ik weet het nog goed. Ik gaf les in Grimbergen en op de speelplaats kreeg ik plots een telefoontje van Koen Hoeyberghs met de vraag of ik wilde spelen voor de nationale ploeg. Ik was zo blij als een kind met die vraag en ik zei tegen mezelf: ‘Wat heb ik nu bereikt, seg! Dat is toch echt wel een hele eer dat ik uitverkozen word bij het nationale team van mijn land.’ Wat was ik fier!”

En hoe verliep dat traject?

“Met Jan De Brandt als bondscoach konden we deelnemen aan verschillende buitenlandse toernooien. We speelden toen – mede dankzij de relaties van Marc Pincé en het toernooi van de Witte Molen – voor volle zalen in Brazilië. Indrukwekkend gewoon. Soms moesten we al om negen uur ’s ochtends het terrein op. En na de match werden we heel sympathiek onthaald door het publiek dat ons allerlei beertjes en andere speelgoedjes toewierp.

Ik herinner me ook onze tocht naar Azerbeidjan, waar de geur van olie je overal tegemoet kwam. We verbleven ook in Wit-Rusland, in een vies hotel, waar we met verschillende speelsters samen op één kamer kropen.”

Maar het resultaat van het EK 2007 in Hasselt was toch supergoed?

“Absoluut. Met Jan als coach haalden we daar het beste resultaat ooit tot dan toe: een zevende plaats op een EK was toen nog nooit gehaald. En door onze slotzege tegen Bulgarije en onze zevende plaats waren we meteen ook geplaatst voor het EK in 2009. We hadden toen ook een sterke ploeg met o.a. Frauke Dirickx, Anja Van Damme, Angie Bland, Wittock, Vandesteene, Szczygielska en een beginnende Charlotte Leys, die ik toen verving nadat ze uitviel met een zware enkelblessure. Enkele jaren later kwamen natuurlijk de ‘golden girls’, die brons pakten op het EK in Berlijn.”

Je hebt al enkele topmomenten uit jouw carrière genoemd. Waren er ook mindere periodes?

“In het jaar voor het EK liep ik met de nationale ploeg een zware buikspierblessure op, die maar heel moeilijk kon geheeld worden, waardoor ik lange tijd niet kon uitkomen voor VDK Gent. Dat was een moeilijke periode, want ik wilde natuurlijk zo snel mogelijk spelen.”

Je deed ook mee aan de Belgische beachtoernooien…

“Ja, ik was wel eens ploeggenote in het beach van o.a. Ester Lowette, Katrien De Decker of Els Vandesteene. Ooit hebben we wel eens een podiumplaats gehaald, maar in die periode waren Liesbet van Breedam en Liesbeth Mouha veel te sterk voor iedereen. Ze plaatsten zich dan ook voor de Olympische Spelen.”

Heb je nog contacten met speelsters van vroeger?

“Met Liesbet Van Breedam gaan we af en toe nog wel eens iets eten. Vroeger gebeurde dat ook wel eens met Frauke Dirickx, maar sinds Corona is dat verwaterd. Toevallig heb ik pas nog iets gehoord van Griet van Vaerenbergh en Laura de Schrijver. Het is wel fijn om af en toe iets te horen van speelsters waar ik vroeger mee gevolleybald heb.”

En hoe is Greet Coppé intussen op professioneel gebied geëvolueerd?

“Na mijn studies L.O. heb ik er nog specialisatiejaren bijgedaan: psychomotorische therapie. Toen ik nog volley speelde, kon ik de sport gedurende zes jaar combineren met les geven. Na het volley kwamen dan de kinderen. Tussen 2013 en 2016 ben ik dan voor het plezier nog gaan spelen bij Zandhoven. Die ploeg heeft altijd een heel goede jeugdwerking gekend met veel talent. Ze heeft nog in de hoogste afdeling gespeeld met o.a. Cristina Moga als trainster. Helaas zakt de ploeg dit jaar uit eerste nationale en ze wordt in die reeks vervangen door Amigos Zoersel met Nico De Clercq als coach. Zelf heb ik de tweede ploeg van Zandhoven nog van tweede landelijke naar eerste landelijke geholpen – zo heetten die reeksen vroeger – maar nadien ben ik ermee gestopt: overal pijn.”

Wat is inmiddels jouw huidige job?

“Mijn hoofdberoep is ondersteuner in het onderwijs. Ik kom in scholen zoals Sint-Ursula en de verpleegstersschool in Lier en ik probeer daar de leerlingen te helpen die het moeilijk hebben. En ze naar de weg van die fameuze ‘inclusie’ te helpen. Ik volgde ook twee jaar Banaba (bachelor na bachelor) over autisme en spectrumstoornissen. Iets wat ik wel kan gebruiken in die scholen. En als zelfstandige in bijberoep ben ik ook nog auti-coach.”

Na een verliesmatch! (grapje)

Nog tijd om iets aan sport te doen in de vrije uren?

“Niet veel. Ik ga nog wel af en toe padellen, hoewel mijn knieën versleten zijn en ik soms overal wat pijn heb nadien. Daarnaast ga ik naar de kinderen kijken als ze volleyen: Juul bij VC Zoersel en Fien bij de U13 van Zandhoven. Eigenlijk twee kinderen die allround-sporters kunnen zijn. Maar als ik zo naar matchen ga kijken, begint het soms weer te kriebelen. Ze hebben me al wel gevraagd, maar ik heb nu nog amper tijd. Trouwens, trainingen geven zou ik minder graag doen dan b.v. tactische plannetjes uittekenen. Dat zou dan wel bij 16 tot 18-jarigen zijn, die daar al voor open staan.”

Na een winstmatch !

Hoe erg volg je het huidige volley nog?

“Weinig. Maar sommige matchen van de Yellow Tigers op het laatste WK heb ik wel gevolgd. Ik ben vol bewondering voor Britt Herbots. Geweldig wat die allemaal kan! En ook Marlies Janssens is me al opgevallen. En spelen ze dit jaar EuroLeague en EK in eigen land? Dan wil ik toch eens gaan kijken. Ik hou voortaan de data in de gaten.”

Tekst: Marcel Coppens