Marlies Janssens, speelster van het jaar: “Waarom buitenland als ik hier gelukkig ben”

Ze noemt zichzelf een laatbloeier, maar ‘speelster van het jaar’ Marlies Janssens is amper 24 jaar en reeds de gelukkige bezitster van vijf Belgische  titels en twee bekers: “vier finales gehaald, twee gewonnen, twee verloren”.

Met haar 1m93 is ze de laatste jaren gewoon de beste middenspeelster in ons land en dat liet ze ook met veel overtuiging zien bij de Yellow Tigers. Voeg daar recent een nieuwe titel aan toe met VDK Gent en de eerste plaats in het referendum ‘speelster van het jaar’ mocht geen verwondering baren.

Maar dolgelukkig was ze wel maandagavond toen ze met een mooie bloementuil en het plaket met daarop ‘speelster van het jaar 2022’ het erepodium verliet.

“Dit was niet alleen de allereerste keer dat ik aanwezig kon zijn op de uitreiking van de prijzen tijdens de Proms. De pret kon niet op, toen ik eerst bij de eerste tien genomineerd werd en tenslotte bij de eerste drie. Maar laureate worden, was voor mij toch de kers op de taart. Daar droom je van als speelster,” meldt een altijd vriendelijke Marlies. “Het was een heel gezellige avond, nagenoeg iedereen liep hier met een blij gezicht rond en het was leuk bij de top van het Belgisch volley te horen.”

Wie zou je zelf gekozen hebben voor deze eretitel?

Marlies Janssens: “Nikita De Paepe speelde met Oudegem wel een heel sterke bekerfinale en ik dacht dan ook dat zij heel zeker op het podium zou staan.”

Waarom dan toch jij?

“Ik denk dat ik het grote voordeel had in een goede ploeg te spelen. Het was voor mij inderdaad al de vijfde titel, maar toch went dit nooit. Elke titel heeft iets speciaals. Ook nu weer verloren wij de eerste finalewedstrijd tegen Genk en het scenario van de verloren bekerfinale doemde weer eventjes op. Maar precies uit die nederlaag hebben we onze lessen getrokken. Want eerlijk gezegd: wij verloren door onze eigen schuld die bekerfinale en dat hebben we grondig geanalyseerd.”

Wat was dan uiteindelijk de sterkte van VDK Gent?

“Ik denk dat onze sterkste kwaliteit het feit is dat wij als groep sterk aan mekaar hangen. We vechten voor elke bal en we leren van mekaar. Als ploeg vormen wij een sterk collectief en dat levert punten op.”

Je stapte over van voormalig kampioen Asterix Avo Beveren naar VDK Gent. Lagen er meningsverschillen aan de basis van deze overstap?

“Helemaal niet, wij zijn in alle vriendschap uit mekaar gegaan. Maar ik voelde dat ik nood had aan iets anders. Eens een andere manier van trainen en spelen. Natuurlijk tref je bij de meeste topploegen veel gelijkaardige trainingen aan, maar ik heb geen spijt van de overstap. Bij elke ploeg en elke coach leer je iets anders. Bij VDK Gent waren dat b.v. een reeks heel specifieke trainingen.

Ik mocht trouwens gerust blijven bij Asterix. Ik heb daar veel over gepraat met Gert van de Broek en Kris Van Snick, maar het was een persoonlijk keuze. Ik had effe nood aan iets anders en dat is goed meegevallen.”

Het vertrek bij Asterix liet wel haar sporen na…

“Als je acht speelsters moet vervangen, bij wie twee uit de basis, is dat geen eenvoudige zaak. Maar ik vind dat ze op het einde nog een mooie remonte lanceerden en ze werden tenslotte toch nog derde in het klassement.”

Bij VDK Gent weinig wijzigingen que speelsters voor het komend seizoen…

“Ik denk dat we met de komst van de ervaren Aziliz Divoux – vorige seizoenen in Frankrijk actief bij Marcq-en-Baroeul – een versterking in de breedte krijgen. Langs de andere kant verliezen we Charlotte Coppin, die bij Oudegem ging spelen. We zullen haar enthousiasme en gedrevenheid missen. Zelfs toen ze geblesseerd uitviel op een moeilijk moment in de competitie, bleef ze de ploeg verder stimuleren en ons een aantal tips meegeven.”

Wat jezelf betreft: na een schitterende prestatie bij de Yellow Tigers tijdens de voorbije vorige zomer en een knap jaar bij VDK Gent, verwachtten velen dat je zou uitwijken naar het buitenland.

“Die vraag wordt me de laatste jaren inderdaad wel meer gesteld. Ik heb daar ook lang over nagedacht. Maar waarom naar het buitenland verhuizen, als ik me hier ook super gelukkig voel. Ik mag ook wel zeggen dat de liefde me in België houdt. Mijn vriend gedurende vele weken of zelfs maanden missen, ik zou niet weten hoe ik dat zou kunnen opvangen. Ik probeer me dan ook volledig in te zetten voor de nationale ploeg. Daarmee willen we een prachtig resultaat halen op het komende WK. Toch een hele eer om als speelster aanwezig te zijn op dat WK tegen de beste landen van de wereld en bovendien perfect combineerbaar met de andere zaken, waarin ik mezelf tracht nuttig te maken.”

Heb je dan nog een beroep naast het volley?

“Ik ben eigenlijk van beroep ook verpleegkundige en tijdens rustige momenten in het volley actief in de thuiszorg. Dat voelde goed aan. Zeker in de periode dat we wegens Covid toch stil lagen, vond ik het aangenaam om vele mensen te helpen. Ook in de thuiszorg wil ik me op zulke ogenblikken met hart en ziel inzetten voor mijn job.”

Je bent vrij laat begonnen met het volley?

“Klopt. Pas als ik twaalf jaar was, ben ik begonnen met volleyballen bij Schepdaal. Nadien heb ik de topsportschool gevolgd, maar aangezien ik vrij snel bij een vrouwenploeg werd opgesteld, ging ik redelijk rap twee jaar spelen bij Oudegem. Nadien volgden vier jaar Asterix en nu heb ik mijn eerste jaar VDK Gent achter de rug. Ik ben dus een echte laatbloeier, maar ik ben tevreden met de verschillende stappen die ik gezet heb. Het behalen van deze trofee is dan wel de kers op de taart tot hiertoe.”

Heb je dan nog wel voldoende ambities voor de nabije toekomst?

“Natuurlijk. Wij willen volgend jaar met VDK Gent de dubbel halen en nog eens in het Antwerpse Sportpaleis uitkomen. Toch een unieke locatie. En verder willen we ook Europees uitblinken. Krijgen we geen toestemming om in de Champions League uit te komen, dan willen we zeker een beter resultaat halen dan in het voorbije seizoen in de CEV Cup. En verder staat een goed resultaat op het WK hoog op ons verlanglijstje.”

Maar eerst hebben jullie nog de VNL (Volley Nations League), waar jullie de plaats bij de top-16 van de wereld moeten verdedigen.

“Dat is zo, Maar het WK blijft toch het hoofddoel van onze zomercampagne. Tijdens de VNL-campagne willen we ons klaar stomen voor dat WK, waarop we de lijn willen doortrekken van onze prestaties in de VNL. Het spreekt voor zich dat we uiteraard willen vermijden dat we extra-matchen moeten spelen om het behoud te verzekeren. De VNL-campagne biedt ons de kans om te groeien in dat toernooi na een start tegen toplanden als Servië, Italië en Turkije.”

In het verleden haalden jullie sterk uit in de VNL-competitie en konden jullie zelfs enkele toplanden tot het uiterste dwingen…

“Vorig jaar noemden ze ons de koninginnen van de tiebreak, want ook bij de Yellow Tigers hebben we een ploeg die nooit opgeeft. Op dit moment zijn de eerste trainingen nog maar net begonnen en het is nog een beetje koffiedik kijken op welke manier we zullen spelen zonder Ilka Van de Vyver en Kaja Grobelna. Iedereen die meedoet, heeft zich geëngageerd voor de Yellow Tigers, zodat alle neuzen in dezelfde richting wijzen. We willen immers met een correcte motivatie aan deze campagne beginnen.”

Maar een goed WK zou alweer de aandacht van buitenlandse ploegen op jouw persoon kunnen vestigen en naar jou lonken met een lucratief contract…

“Goed geprobeerd, maar het antwoord blijft ‘nee’. Ik speel trouwens geen volley voor het geld. Ik wil mijn eigen persoon verder ontwikkelen en een fraai WK zou daar gewoon kunnen toe bijdragen. Je aanpassen in het buitenland met allerlei vreemde talen lijkt me niet evident en de vraag blijft dan ook of ik er alle andere zaken die ik belangrijk vind, wil voor opgeven. Laat me dus maar focussen op de nationale ploeg met een deelname aan de Olympische Spelen als een voorlopig verre droom.”

Zijn dat jouw ambities op langere termijn?

“Ik hoop zeker nog lang fit te blijven om op die manier nog een aantal jaartjes te kunnen meedraaien in het volley. Wij zijn intussen ook gaan samen wonen en dat is nog iets anders als leven op een ‘kot’. We moeten ons nu alleszins nog iets beter organiseren en een beetje uitkijken waar we nog nood aan hebben. En verder zien we wel.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke