Ben De Herdt: “Het product ‘vrouwenvolley’ moet meer aandacht krijgen.”

Als jeugdspeler of als beginnend scheidsrechter wilde hij nooit écht op het voorplan staan. De eerste viool speelde hij alleen op het einde van zijn tienerjaren bij ‘Jeugd en muziek’. Letterlijk dan.

Ook nadat hij een tiental jaren uit het volley verdween, stond hij niet opnieuw te wachten met de vraag hoe hij de top zou beklimmen. Hij kwam alleen opnieuw ten volle in de belangstelling toen hij zich ontpopte als de sfeermaker bij uitstek bij alle wedstrijden waarin zijn club Antwerpen bij betrokken was. Hij was er eveneens verantwoordelijk voor de organisatie van de Europese bekerwedstrijden. Maar toen de mannenploeg met financiële problemen kampte, werd hij bestuurslid bij de Antwerp Ladies en werd hij door de club afgevaardigd om in de Liga Vrouwen te zetelen. Want zijn ervaring, inzet en enthousiasme konden ze overal in het volley gebruiken.

Wij stellen U voor: de 52-jarige Ben(jamin) De Herdt, in het dagelijks leven op zelfstandige basis actief in de ontwikkeling van IT-projecten, en daarnaast iemand met een groot hart voor het volley en voor de promotie van zijn sport. Met een vat aan ideeën.

Hoe kwam je in het volleybal terecht?

Benjamin De Herdt: “Ik startte bij de jeugd van VOC Halle (bij Halle-Zoersel), een sympathieke familieclub die opgegaan is in de fusieclub Amigos Sint-Antonius Zoersel. Het was aanvankelijk vooral behoorlijk leren toetsen. Ik zeg er eerlijk bij dat ik nooit topniveau kon halen, maar ik begon al vrij snel het arbitreren leuk te vinden. Ik combineerde dan na anderhalf jaar het volley spelen en de arbitrage. Overal in het gewest. Ik ben er in 1991 even mee gestopt, leerde mijn vrouw kennen en pas vanaf 2000 zat ik opnieuw op de scheidsrechtersstoel. Eigenlijk puur voor het amusement, want ik was toen al duidelijk te oud voor het hoogste niveau omdat je daarvoor eerst doorheen allerlei regeltjes en beperkingen moest.”

Zelfstandige, clubbestuurder, huisvader, liga-bestuur vrouwen, scheidsrechterscommissie… Is dat allemaal te combineren?

“Vraag is of je alles 100% moet kunnen combineren. Ik ben b.v. mee verantwoordelijk voor de scheidsrechters in Antwerpen, maar ik word daar geholpen door uitstekende medewerkers, die me een pak werk uit handen nemen. In de scheidsrechterscommissie ben ik mee verantwoordelijk voor de cursussen. Welnu, die gebeuren voortaan hoofdzakelijk digitaal. Op die manier bereiken we b.v. 700 jeugdscheidsrechters en 200 andere scheidsrechters.

Verplicht refcursus volgen vanaf 17 jaar?

Het is de betrachting dat de jongeren doorgroeien en dat ze geactiveerd worden om meer te fluiten. Wij spiegelen ons ook aan een vereiste in het Nederlands volley en aan een regeling in het hockey, bij wie alle 17-jarigen verplicht zijn om scheidsrechter te worden. Dat heeft als voordeel dat iedereen uitstekend de spelregels kent en dat ze ook beter beseffen wat het is om in de refstoel te zitten. De clubs moeten hierover nog hun goedkeuring geven. Wij halen ook een aantal voorbeelden uit het jaarlijkse Nevobo-symposium in Nederland en die ideeën wisselen we uit met de clubs.”

Veel mensen kennen jou vooral als de sfeermaker bij de Antwerpse mannenploeg, maar hoe kwam je bij de vrouwen terecht?

“Tijdens de laatste twee jaren van de Antwerpse mannenploeg zat ik ook in de raad van bestuur van Mortsel Vrouwen. Maar daar wilden ze stoppen met hun eerste ploeg en niet langer loon- en andere lasten dragen. In datzelfde jaar promoveerden ze echter wel naar de Liga A. Toen werd beslist om samen één ploeg te vormen, nl. de Antwerp Ladies en daar maak ik dus als bestuurslid nog deel van uit.”

Had je eigenlijk een bestuursfunctie bij de ter ziele gegane mannenploeg?

“Ik heb daar nooit een officiële functie bekleed. Ik was er alleen verantwoordelijk voor de organisatie van de Europese matchen. Zorgen dat alles geregeld werd i.v.m. het hotel en de tickets, plus tevens het onthaal van de refs in goede banen leiden. Ik nam daar wel altijd twee of drie dagen vrijaf voor.”

Intussen zit je bij de Liga vrouwen, waar het evoluties doorheen de jaren niet altijd even duidelijk waren.

“Ik zal duidelijk zijn en stellen dat de Liga A graag wil dat we met twaalf ploegen spelen in de toekomst. Daarom ook dat we b.v. in deze zeer speciale competitie willen afwijken van de regel dat er een verplichte daler moet komen. Met tien ploegen in de reeks zou je dat kunnen verantwoorden, maar we zijn maar met z’n negenen. Wij hopen daar begrip voor te krijgen bij de bondsverantwoordelijken, want dit was toch voor alle clubs een bijzonder moeilijk jaar met allerlei uitgestelde wedstrijden, onvolledige ploegen, wel de klassieke uitgaven, maar geen inkomsten, terwijl speelsters en trainers toch ook een vergoeding krijgen. Net als de scheidsrechters.”

Nog andere bekommernissen?

“Zeker. Problemen die een beetje gelijklopend zijn met de mannenploegen: spelers/speelsters die onder contract liggen, soms tot 15 april en dit jaar maximaal tot 30 april, wanneer de play-offs moeten beëindigd zijn. Het is een grote bekommernis om de clubkampioenschappen langer te doen duren. Nu wordt er pas begin oktober gestart en in april geëindigd, terwijl we dikwijls ook nog met een ‘stop’ zitten wanneer de nationale jeugdploegen internationaal actief zijn. Wij hopen daarin door de federatie gesteund te worden.”

Willen jullie komen tot een grotere zelfstandigheid voor de vrouwenliga?

“Ik denk dat we een grote stap voorwaarts gezet hebben door van de Liga een vzw te maken. Daardoor kunnen we zelf een aantal zaken organiseren en elke club is erin vertegenwoordigd. Dat was in het verleden wel eens anders. Dit jaar werden echter de violen gelijk gestemd. Maar zoals bij goede wijn, heeft alles ook zijn tijd nodig.”

Blijven er toch geen grote verschillen bestaan tussen de zgn. topclubs en de clubs die tegen een eventuele degradatie vechten?

“Misschien was dat tien jaar geleden het geval, toen er amper twee topclubs bestonden. Maar ik durf toch stellen dat er nu in haast elke club uit de Liga toch minimum een twaalftal uren getraind wordt. Je ziet ook dat vele clubs zo veel mogelijk de eigen jeugd opleiden, terwijl dat vroeger een exclusiviteit was van Asterix en VDK Gent. Nu zie je toch ook een betere werking en een betere omkadering bij ploegen als b.v. Oostende, Limburg, Antwerp, Oudegem en zelfs Tchalou. Wij evolueren dan ook graag naar een sterkere competitie, zoals je dat dit seizoen al een beetje merkt.

Maar onze zelfstandigheid is wel relatief. We kunnen b.v. inspraak hebben in de organisatie van de competitie en het bepalen van de play-off-finales en iets meer inzage krijgen in de werking van de competitie, maar uiteindelijk ligt de organisatie nog steeds bij Volley Belgium.”

Is er een samenwerking met de Liga Mannen?

“Zij willen wel een aantal dingen los van Volley Belgium organiseren, maar er zijn de komende dagen verkennende gesprekken gepland om wellicht te komen tot een aantal complementaire zaken en tot meer cohesie. Misschien kunnen we wel een gezamenlijk standpunt steunen om te komen tot een grotere ‘exposure’, een grotere uitstraling van het competitievolley in ons land. Wij willen beschikken over een langere periode speeltijd. Misschien moeten we ons ook afvragen hoe we aan meer mediabelangstelling kunnen geraken.”

Zijn professionele vrouwenclubs wel realistisch in ons land en moet de uitstraling niet eerder komen via de nationale ploegen, zoals met de Rode Duivels in het voetbal, waar het ganse land zich achter schaart?

“Is het niet zo dat Volley Belgium buiten het bestuurlijke gedeelte, vooral de nationale ploegen als kerntaak ziet. En dat terwijl er amper nog een speler/speelster uit de nationale ploegen in de Belgische competitie speelt. Misschien moeten we nog meer samen met mekaar leren leven, mekaars sterke en zwakke punten analyseren, om op die manier nog meer bekendheid te verwerven. En misschien moet dan wel toegegeven worden dat één van de kerntaken van de federatie ook de nationale competitie is.

Ik ben ervan overtuigd dat er meer aandacht en een grotere marketing moet komen in de richting van de eigen Belgische competitie. Pas op, wij keuren zeker het andere niet af. Wij willen gewoon met de federatie samen werken en onze sterke punten samen opbouwen. De aandacht moet niet alleen gaan naar de laatste twee matchen van de competitie, maar de ‘exposure’ zou over het hele jaar moeten gespreid worden. Dat kan o.a. door geld te steken in nog meer omkadering.”

Wat acht je nog mogelijk?

“Dat de intenties van de Liga’s nog meer ondersteund wordt op administratief en op financieel gebied. Als vzw’s zijn we intussen rechtsgeldig. Wij willen inderdaad graag samenwerken om mekaar te verbeteren.”

Zie je momenteel al een positieve evolutie?

“Ik denk wel dat iedereen tevreden is over de huidige jeugdwerking op nationaal gebied en over de resultaten die er bereikt worden. Voor het eerst in vele jaren merken we dat er in de competitie geen dominantie meer is van een ploeg als Asterix. Elke ploeg kan wel eens een ‘boerenjaar’ hebben. Maar het heeft wellicht ook met de tijdsgeest te maken of bij de groei van het aantal trainingsuren bij verschillende clubs, maar je merkt toch dat er meer talenten verspreid zitten over verschillende ploegen in deze competitie. En dat terwijl je bij elke club toch rekening moet houden met blessures, studies en dit jaar Covid. En natuurlijk speelt het financiële ook mee. In de Belgische vrouwencompetitie haal je met een budget van 300.000€ gemakkelijk de top. Alle coaches willen het beste met hun ploeg, maar sta me toe de clubbesturen tot redelijkheid aan te sporen, want heel wat speelsters worden behoorlijk boven hun stand vergoed. Lagere vergoedingen dringen zich op.”

Een toekomstwens voor het vrouwenvolley?

“Een nog sterkere competitie waarbij iedereen zich goed kan voelen. Samenwerking met de Liga mannen en met de federatie. Dat iedere club aan eenzelfde manier van werken denkt. Graag twaalf ploegen in een volwaardige competitie en veel spelplezier bij alle betrokkenen.

Een federatie die nog meer achter de clubs gaat staan en die opnieuw overweegt om de dubbele affiliatie weer mogelijk te maken, zodat iedereen voldoende spelgelegenheid krijgt. Een heikel punt, want dat geldt niet voor de spelers uit de Topsportschool.”

Heb je eigenlijk zelf nog tijd voor hobby’s?

“Nee. Ik probeer alleen af en toe te supporteren voor mijn zoon Sander, die handbal speelt in de tweede hoogste afdeling bij Olse Merksem.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke / Peter Vergauwen