Marie De Clerck: “Samenwerking en bevoegdheden zijn bespreekbaar”

Het lijkt wel een heus kerstverhaal. Vrede op aarde en vooral in de volleywereld. Samenwerking, open staan voor de andere partijen, ruzie maken helpt niks, hoe kunnen we mekaar versterken en hoe kunnen we het volley aantrekkelijker maken?

Een engel is geland in Vlaanderen en heet Marie De Clerck, de nieuwe CEO van de Volleyliga bij de mannen. Hela, hola, niet overdrijven! Voorstellen klinken mooi, nieuwe bezems vegen goed, maar als het erop aan komt, schieten de ogen van de 46-jarige Kortrijkse vonken, want ze wil natuurlijk ook wel dat de voorstellen van de Ligaclubs zo veel mogelijk gerealiseerd worden. En daar komt zeker een stevig potje diplomatie bij kijken.

Mag dat nu juist één van de punten zijn, waarin Marie De Clerck sterk in is. Van huis uit meegegeven als de dochter van ex-minister Stefan De Clerck en zelf schepene in haar woonplaats Wevelgem. Een mooie keuze van de Volleyliga zouden we zo zeggen.

Maar we menen jou wel beter te kennen als een ex-basketspeelster…

Marie De Clerck: “Klopt. Ik heb samen met mijn zus Sarah en mijn nicht Sylvie De Clerck gebasket bij Soubry Kortrijk, in de hoogste vrouwenafdeling. Tijdens mijn studies heb ik een tijdje bij Leuven gespeeld en nadien volgden nog Oudenaarde en opnieuw Kortrijk. Maar nog nadat mijn zoon in 2007 geboren werd, ben ik blijven basketten. Ik heb intussen drie kinderen: één zoon en twee dochters. Maar ze spelen alle drie… basket. Tja!”

Was je ook niet bijna drie jaar algemeen directeur bij basketploeg Sunair Oostende?

“Na mijn studies heb ik wel zeven jaar gewerkt bij Roularta. Nadien werd ik marketing-directeur bij de Antwerp Management School. En toen werd ik gebeld vanuit Oostende. Ik had eigenlijk gesolliciteerd voor een functie binnen het Economisch Huis van de stad Oostende. Maar verschillende mensen uit de raad van bestuur hadden blijkbaar ook een vinger in de pap bij Sunair Oostende. Ik had nooit gedacht dat dit me zou overkomen, maar ik heb het graag gedaan.”

In een bijzonder moeilijke periode…

“Door Corona werd het bij alle clubs – in welke sporttak dan ook – zien dat je de boel draaiende kon houden, zowel economisch als financieel. Want je moest als club tenslotte ook sportief kunnen blijven draaien, trainingen inbegrepen. Langs de andere kant was het wel leuk dat ik van mijn sportieve passie mijn beroep kon maken. Het feit dat ik ook bij basketclub Wevelgem – als vrijwilligster – in het bestuur gezeten heb, was natuurlijk een pluspunt.”

En toen belde de Volleyliga.

“Tijdens de Corona-periode had ik ook al wel contacten met de mensen van het volley om tot gezamenlijke afspraken te komen. Maar voor de start van het huidige seizoen belde Dirk Specenier, directeur bij Knack Roeselare, met de vraag of ik niet mee de Volleyliga wilde leiden. Ze hadden nood aan een nieuwe invulling. Er zijn toen gesprekken gevoerd  met een aantal clubbestuurders met de vraag hoe zij de toekomst zagen en we kwamen tot een akkoord. Ik zal voortaan voor twee dagen per week de taak van CEO op mij nemen.”

Jouw eerste indrukken?

“Ik ondervond al snel dat er heel wat gelijkenissen waren tussen het basket en het volley. De structuur, de federatie en de relatie met de Liga en de werking van de clubs. Bij het basket zijn ze intussen wel gestart met de BNext-Lig, met Belgische en Nederlandse ploegen. Nog een verschil is dat de scheidsrechters zelfs halftijds in dienst zijn van de Basketliga, al is dat iets dat voor mij niet absoluut noodzakelijk is. En de Beker van België is er voor 100% in handen van de Basketliga.”

Bij jouw voorgangers waren er dikwijls geschilpunten tussen de Volleyliga en de federatie.

“Ik heb die mensen niet meer gehoord of gezien. Ik ben zelf allerminst een ruziezoekster en ik ben ervan overtuigd dat we moeten trachten compromissen te sluiten als we toch voor hetzelfde doel gaan. Naargelang het onderwerp moeten we misschien eerder zien wie wat het beste kan of doet, de federatie of de Liga. Om b.v. de kalender op te stellen voor het ganse seizoen zou het beter zijn dat één instantie de volle bevoegdheid heeft en rekening houdt met competitie, beker, jeugdselecties en internationale deelnames.”

Jouw komst kan misschien wel positief werken omdat je spreekt als een neutrale persoon zonder volleyverleden en ook wel dat je een vrouw bent…

“Ik heb inderdaad geen historiek in het volley. Ik wil er gewoon mee voor zorgen dat het volley blijft groeien.

Ik vind het leuk dat je het positief vindt dat ik hier kom als vrouw. Ach, onze maatschappij bestaat momenteel voor meer dan 50% uit vrouwen, maar bijna nergens vind je ze terug in sportfuncties. En dan bedoel ik niet de vrouwen die in een club achter de bar staan, maar bij de scheidsrechters, de coaches, de verschillende besturen. Het wordt tijd dat ze in een mannenwereld, zoals de sport er één is, hun plek opeisen. Ik ben dan ook tevreden dat er alleszins al geluisterd wordt naar hetgeen ik zeg. Ik verwijs hierbij naar een artikel met Wouter Vandenhaute, waarin hij zegt dat hij in 15% van de gevallen van mening verschilt met zijn echtgenote en TV-sportjournaliste Catherine Van Eylen, gewoon omdat ze het bekijkt vanuit een vrouwelijk standpunt. Ik denk dat vrouwen over een grotere emotionele intelligentie beschikken dan mannen.”

Wat zijn jouw doelstellingen als CEO van de Volleyliga?

“Wij willen eerst kijken naar de manier waarop we de Liga kunnen versterken. Acht clubs is echt wel te weinig. Maar hoe kunnen we daarin iets veranderen? Moeten we in eigen land zoeken naar meer ploegen of moeten we misschien kijken naar Nederland. Hoe kunnen we dat best realiseren? Misschien moeten we een aantal innovaties doen om te komen tot een sterkere competitie.

Ik denk ook dat we nog meer het digitaal verhaal moeten gebruiken om dat enthousiaste groepsgevoel, dat geroep, die gezangen die toch typisch zijn voor volleymatchen, over te brengen naar de jeugd. Jonge mensen willen toch ook graag meedoen met de top. Hoe breng je ze meer interesse bij voor topmatchen. Ik denk dat we dat moeten linken aan meer visibiliteit  voor volley op TV, op de sociale media. Misschien moeten de clubs hun eigen verhalen meer kwijt op een nieuwe website.”

Jullie namen tot dusverre redelijke standpunten in tijdens de Corona-periode, maar hebben jullie voldoende macht om daar eerlang verandering in te brengen?

“Wij willen alle mogelijk middelen gebruiken om de regering duidelijk te maken dat het volley ook een economische sector is. De clubs hebben ook mensen in dienst, die moeten betaald worden. Als het nog langer verboden wordt dat er geen publiek toegelaten wordt voor onze matchen, dan loopt dat faliekant af voor vele clubs. Deze situatie mag geen jaar meer duren.

We kunnen misschien wel enkele financiële tegemoetkomingen krijgen, maar die zijn helemaal niet voldoende om de kosten te dekken. De kosten – meer bepaald de lonen – blijven lopen. En ik denk dat de overheid het onderschat, omdat wij de spelers en de trainers niet op werkloosheid kunnen zetten, want zij kunnen de wedstrijden alleen maar voorbereiden door trainingen. Ik vind dan ook dat we als zaalsport onrechtmatig behandeld worden in vergelijking met sectoren als b.v. de horeca… Daar moet dringend iets aan veranderd worden.”

Hoe zie je de samenwerking met de federatie?

“Ik ben er vorige week mee gaan praten en kennis gemaakt met een aantal mensen. Ik heb de indruk dat ze open staan voor samenwerking met de Liga. Waarom zou er geen wederzijds begrip kunnen bestaan? Het is wellicht een spel van geven en nemen met als gezamenlijke achtergrond: hoe kunnen we mekaar versterken? De belangen van de topclubs zijn anders dan die van andere clubs. En uiteraard is er het positieve feit van de Topsportschool.”

Hoe verloopt de samenwerking met de nieuwe Liga-voorzitter Luc Haegemans?

“Ook al is hij uit het Leuvense afkomstig en heeft hij in die stad zelf nog volley gespeeld, toch meen ik hem te kunnen beschouwen als een eveneens neutrale figuur. Hij is zeer actief achter de schermen. Echt een heel betrokken man. Het is pas door eensgezindheid tussen de clubs dat we tot resultaten kunnen komen.”

Is er samenwerking met de Liga vrouwen?

“Ik zou alleszins niks liever willen dan dat er samenwerking komt en dat we de krachten op bepaalde domeinen kunnen bundelen. Er is ook pas een nieuw bestuur en we moeten mekaar beslist nog ontmoeten in de nabije toekomst.”

Nationale ploegen waren in het verleden wel eens het onderwerp van stevige discussies…

“Hopelijk zijn hierover nu gesprekken mogelijk, zodat de clubs ook blij kunnen zijn als ze spelers moeten/mogen afstaan. Door samenwerking tussen clubs en federatie moeten een aantal bezorgdheden bespreekbaar zijn.”

Jouw dromen voor de komende jaren, zowel in het volley als privé?

“Natuurlijk wil ik de doelstellingen van de Liga zo veel mogelijk gerealiseerd zien: een verbeterde competitie en alle matchen op TV.

Privé hoop ik gelukkig en gezond te blijven, zodat ik nog meer energie kan stoppen in de dingen die ik onderneem.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke