Tim Degruyter: “Februari kan zotte maand worden”

De bekercompetitie staat dit seizoen bol van de verrassingen. Voor het eerst in zeven jaar zullen we volgend jaar in februari namelijk geen Roeselare op het hoogste schavotje krijgen. Daar stak Menen al een stokje voor, maar de jongens van Frank Depestele verslikten zich in de heenwedstrijd van de halve finales tegen Gent dat de grensploeg in eigen huis ging kloppen met 1-3.

Tim Degruyter, bezig aan zijn 25ste seizoen bij de Oost-Vlamingen ziet een finale tegen Aalst wel zitten, want de Ajuinen waren op hun beurt met 3-1 de betere van Haasrode Leuven. “Na de winst in Menen hebben we een gouden kans om voor het eerst in de clubgeschiedenis in de finale te staan”, aldus aanvoerder Degruyter die niet alleen als spelverdeler in de zaal, als beacher, maar ook als architect buiten het volleybal aan het bouwen is aan sterke fundamenten. Hop naar een onuitgegeven finale Aalst – Gent dan maar?

Het Gentse boegbeeld in hart en nieren is om allerlei redenen een unicum in onze vaderlandse competitie. Welke volleyballer kan namelijk zeggen dat hij al een kwarteeuw bij dezelfde club speelt en dan nog wel op het hoogste niveau? Daarnaast is Degruyter (32) ook nog eens architect van beroep. Een combinatie die best pittig en tijdrovend kan zijn, maar de Oost-Vlaming verliest er zijn ‘cool’ niet voor. En tijd voor een interview daags na de heenwedstrijd in de Beker van België in Menen heeft hij ook nog.

Dag Tim, de eerste logische vraag: hoe krijg je dit allemaal bol gewerkt?

Degruyter: “Eerst en vooral door goed te plannen natuurlijk. Gelukkig neemt mijn lieve vrouw Marjoke veel van de zorgen voor ons zoontje Ko (4,5 jaar) voor haar rekening. En we wonen in Oostakker, op vijf minuten van onze thuisbasis, dus dat is ook meegenomen. Zo hoef ik niet te veel tijd te verliezen om naar de training te komen.”

Is het daarom dat je na één seizoen (2016-2017) Puurs naar de heimat bent teruggekeerd?

“Ik was dat seizoen net aan mijn stage begonnen. Gent wilde toen een stapje hoger zetten en de ploeg ging vijf keer per week trainen, maar dat was voor mij heel moeilijk te combineren. Na één jaartje Liga B miste ik toch het volleybal op het hoogste niveau en ben ik inderdaad teruggekeerd. Bovendien was Marjoke toen in verwachting van onze Ko en zag ik die verplaatsing naar Puurs niet meer zitten. Veertig minuten rijden ten opzichte van amper vijf minuten, dat maakt toch een wereld van verschil. Een terugkeer naar Gent was dus logisch, want ik speel hier al sinds mijn zes jaar. Op mijn zestiende stond ik in de tweede ploeg in de eerste divisie en twee jaar later kreeg ik mijn kans bij de grote jongens. Ik ben dus een echt jeugdproduct. Gelukkig kreeg ik van het Gentse bestuur na Puurs een nieuwe kans, want wie een reeksje lager gaat spelen, komt niet altijd even gemakkelijk terug aan de bak in Liga A.”

Heb je nooit overwogen om full time prof te worden? Of heb je die kans nooit gekregen?

“Toen ik in mijn derde jaar van de opleiding architectuur zat, ben ik gecontacteerd geweest door Antwerpen en Menen om prof te worden, maar ik heb bewust voor mijn studies gekozen. Mijn opleiding was nu éénmaal heel moeilijk met topsport te combineren. Ik moest overdag veel maquettes maken en mijn aterlierlessen vielen ook steevast in de namiddag. Ik heb dus wel degelijk die kans gekregen, maar in die fase van mijn leven was dat verre van ideaal.”

Je stond ook bij Maaseik op de radar? Een droom voor elke Belgische volleyballer?

“Dat klopt, maar toen hadden we net ons huis in Oostakker gekocht. Ook daar zat de timing dus niet goed.”

Bij Gent klopt het plaatje duidelijk wel?

“Ik voel me hier thuis, dat is logisch. De trainingen zijn hier trouwens perfect te combineren met mijn job. Enkel op woensdag laat ik de oefensessie voor wat ze is, zodat ik mij volledig op mijn werk kan concentreren. Op zo’n momenten probeer ik bijvoorbeeld zoveel mogelijk werfbezoeken in te plannen. Toen ik pas begon als architect werkte ik eigenlijk drie dagen per week voor een bureau en probeerde ik daarnaast mijn eigen projecten op te starten.”

Als we een kijkje nemen op jouw website loopt dat zichtbaar niet slecht?

“Het begint te komen. Hoe raar het ook mag klinken: ik ben sinds de uitbraak van Corona voltijds zelfstandige geworden. Het was het juiste moment, want mijn netwerk was door goede mond-aan-mond reclame al wat groter geworden terwijl mijn huidige werkgever veel projecten uit veiligheid had stopgezet of gemeentes hun bouwplannen in de diepvriezer staken, net door de crisis. Alle respect natuurlijk, maar ik wilde verder.”

Op welk project ben je ondertussen het meest fier?

“Op de verbouwing van het huis van Lowie Stuer (de huidige libero van Menen), een heel goede vriend van mij. Daar heb ik al geweldig veel leuke commentaren over gekregen. Het geraamte van het huis is blijven staan, maar ik heb er met veel wit en hout gewerkt. Ik ben best wel fier op het resultaat. Echt een leuk voorbeeld van een ‘vernieuwbouwing’, zoals ik het zelf graag zeg.”

Project Lowie Stuer

Jouw netwerk in het volleybal legt je dus ook op professioneel vlak geen windeieren?
“Mijn allereerste project ooit was voor Stef Meskens en ook Stefaan De Brabandere is al de revue gepasseerd, allemaal volleyballers. Mijn grootste klanten komen uit de volleybalwereld en dat is niet onlogisch. Net zoals bij mijn schoonvader, die destijds als kinesist ook zo is begonnen.”

Architect zijn, is ook voor een groot deel van de tijd achter een computer zitten. Toch ook wel een zittend beroep, zeg maar. Hoe blijf je actief en fit?

“Ik doe natuurlijk voldoende aan sport om in conditie te blijven. Mijn vrouw kookt ook altijd gezond en ik eet veel groenten en fruit. Dat is niet altijd even gemakkelijk als je ’s avonds laat thuiskomt na een training en nog honger hebt, want ik ben altijd iemand geweest die snel gewicht bijkomt. Maar als jonge gast heb ik een voedingspatroon aangeleerd dat me wel ligt en omdat ik als zelfstandige mijn uren zelf kan kiezen, zorg ik er natuurlijk ook voor om voldoende rust in te bouwen. Dat is het voordeel van een zelfstandige.”

Wat voor een architect ben je eigenlijk? Heb je een bepaalde filosofie?

“Ik doe wel graag verbouwingen. Op het vlak van stijl pas ik het liefst een hedendaagse look toe met veel grote glaspartijen en vides om een gevoel van ruimte te creëren. Maar ik kan zeker ook de klassieke richting uitgaan. Ik ben redelijk perfectionistisch ingesteld en controleer zoveel mogelijk zelf wanneer de werkzaamheden bezig zijn. Ik ben voornamelijk iemand die veel luistert naar de mensen en advies geeft. Ik ben dus eerder de helpende hand in plaats van dat ik mijn klanten iets probeer op te leggen. Zo sta ik ook in het leven. Ik ben niet iemand die uit de hoogte doet.”

Woning Wim Cox

Zo kennen we je ook als aanvoerder van Gent, rustig maar gefocust. Hoe voel je je binnen deze ploeg, want er zijn in het tussenseizoen toch wat nieuwe gezichten bijgekomen zoals o.a. Colson, Freitas en Breilin?

“We geraken steeds beter op elkaar ingespeeld. Maar onze sterkte is vooral dat we een zelfbewuste groep vormen die hard wil werken. Er zit een geweldige vechtersmentaliteit in onze kern. En vooral, iedereen houdt zijn voeten op de grond. Er zit geen enkele vedette tussen. Iedereen ligt goed in de groep en de mix van persoonlijkheden is een echte match. Qua niveau denk ik trouwens dat we kunnen aansluiten bij onze sterke ploeg ten tijde van Stijn Van Schie toen hij zijn transfer naar Roeselare versierde.”

Staan jullie in de competitie waar jullie willen staan?

“Misschien hadden we op de openingsspeeldag tegen Menen (3-1-verlies) en nadien in Maaseik (3-1-verlies) een puntje verdiend. Tegen Menen komen we in de derde set op een setbal om er 2-1 in ons voordeel van te maken. Tegen Maaseik zaten we in de dezelfde situatie. De zeges tegen Achel en Waremme waren verdiend.”

Wat is jullie doel in de competitie?

“De grote droom van het bestuur is om ooit eens Europees volleybal te kunnen spelen, dus dan moeten we op zijn minst vijfde worden. We moeten realistisch zijn en beseffen dat dat moeilijk wordt, want buiten Maaseik en Roeselare, mikt elke ploeg daar wel op denk ik. Maar laat het ons op de vijfde plaats houden.”

Die twee weken zonder competitie hebben jullie duidelijk deugd gedaan? Want vlak daarvoor was het tegen Haasrode Leuven echt niet goed?

“Tegen Haasrode Leuven zijn we gewoon op een sterke tegenstander gestoten en zijn we receptioneel ten onder gegaan. Op zich hebben we dus de wedstrijden gewonnen die we moesten winnen. Maar inderdaad, het begint goed te lopen sinds die korte pauze. Zo konden we toch even herbronnen.”

En knallen tegen Menen in de heenwedstrijd van de halve finales van de beker. Mag ik de 1-3-zege een stunt noemen?

“Zeker. We wisten dat Menen zeer dominant aan het spelen was, dus als sommige mensen deze overwinning als een verrassing zien, kan ik dat zeker begrijpen. Ik had ergens wel op een puntje gehoopt, maar dit is een ideale uitgangspositie voor de terugwedstrijd.”

Een opvallende statistiek: jullie domineren in het midden met 18 killblocks tegenover amper 9 voor Menen?

“Chris Ogink en Martijn Colson waren inderdaad erg sterk. Kijk, we wisten dat Lou Kindt er niet bij ging zijn, dus daar hebben we van kunnen profiteren. Jan, onze coach, had goed geanalyseerd waar we Menen pijn konden doen. Zij gingen in money time vooral de pipe opzoeken, dus we konden hun spel iets gemakkelijker lezen. Wij hebben onze hoeken ook perfect in stelling kunnen brengen en als Chris of Martijn dan konden aansluiten, zaten we goed.”

Jullie hebben een tijdje nodig gehad om Colson in te passen?

“Al vanaf de voorbereiding klikt het met hem hoor. Al klopt het wel dat Chris nu eindelijk zijn draai begint te vinden aan de zijde van Martijn. Chris heeft eindelijk de juiste balans gevonden tussen zijn studies en het volleybal en is stilletjes aan in vorm aan het geraken. Hij pikt ook veel op van de ervaring van Martijn. De rest van de ploeg trouwens ook. Kijk bijvoorbeeld ook eens naar Jente De Vries. Hij is iemand die graag een ‘hard hitter’ wil zijn, maar weet nu ook meer zijn momenten te kiezen.”

Nog opvallend: receptioneel waren jullie tegen opslagkanonnen zoals Seppe Rotty en Simon Plaskie erg stabiel. Dan is het ook voor jou leuk spelen?

“We hebben goed stand gehouden tegen hun opslagdruk. Ik ben een redelijk grote spelverdeler, dus ik heb de ballen graag kort tegen het net zodat ik een beter zicht heb op de middenmannen. Zo kwamen de ballen trouwens ook tegen Menen. Op wedstrijden dat ik meer vanaf de drie meter moet spelen, loopt het moeilijker. We hebben daar trouwens ook de aanvallers niet voor.”

Stel dat jullie in de finale geraken, dan heb jij in de herfst van jouw carrière natuurlijk nog een troefkaart tijdens de onderhandelingen voor een nieuw contract?

“Toen ik terugkwam van Puurs heb ik voor drie jaar getekend, maar dat is ondertussen al voorbij. Ik ben een speler die het jaar per jaar bekijkt. Het is ook afhankelijk van hoe het zal lopen met een tweede kindje erbij. Ik kan op dat vlak niet genoeg appreciatie hebben voor mijn vrouw Marjo die nu elke avond thuisblijft bij onze Ko. Maar als het fysiek nog lukt, teken ik natuurlijk graag een jaartje bij.”

Hebben jullie het bestuur al gehoord? Hoe denken zij over de bekerfinale? Hebben ze al met extra premies zitten zwaaien?

“Daar is voorlopig nog geen sprake van. Ik denk wel dat ze heel fier zijn.”

Het Antwerpse Sportpaleis is nu echt wel dichter bij dan ooit. In jouw 25ste seizoen zou je eindelijk eens geschiedenis kunnen schrijven met de club van jouw hart?

“Ik ben er ondertussen al 32, dus dat zou geweldig zijn. Februari kan wel eens een zotte maand worden, want dan is ook de geboorte gepland van ons tweede kindje. Ik zal in elk geval op wolkjes lopen.”

Maar eerst moet de terugwedstrijd nog gespeeld worden. Hoe groot schat jij de kans in om in de finale te geraken?

“Ik hoop dat we het kunnen afmaken, maar we maken een goede kans. Mocht het toch niet lukken, zullen we erg ontgoocheld zijn. Al zijn we er ons ook van bewust dat we niet te laks mogen zijn. Als jongens zoals een Simon Plaskie en Seppe Rotty hun dagje hebben, kan er van alles gebeuren.”

Dan is het dubbel zo spijtig dat jullie het woensdag zonder supporters moeten doen?

“Maar dan was de wedstrijd in Menen ook anders geweest, hoor. Het is natuurlijk altijd leuker voor het showgehalte als de supporters ons kunnen aanmoedigen, maar we zijn het ondertussen wel gewend. We moeten er gewoon voor zorgen dat we ons stressniveau onder controle kunnen houden, want buiten Martijn heeft niemand van onze ploeg een wedstrijd met zoveel inzet gespeeld. Ik denk dat de sleutel zal liggen bij onze opslag-receptie, zoals wel vaker tegenwoordig in het moderne volleybal. Als Gilles Vandecaveye en Tobias Kjaer hun opslagkanon hebben opstaan, kunnen we al een eerste stap richting de finale zetten. Ik hoop dat we onze kalmte kunnen bewaren.”

Tekst: Kenny Hennens

Foto’s: Bart Vandenbroucke en Tim Degruyter