Eerste- en tweedenationalers niet optimistisch over mogelijke opstart van de competitie (2 en slot)

Eerder deze week hielden we al een vinger aan de pols bij clubs uit Limburg, Oost-Vlaanderen en Antwerpen om te weten hoe ze aankijken tegen een mogelijke opstart van de competitie. Er zaten goede voorstellen in, maar de algemene indruk ging naar ongeloof over een vervolg van de volleybedrijvigheid in welke zin ook.

Vandaag komen Peter Van Zundert (hoofdtrainer bij Helios Zonhoven), trainer-coach Kris Supply (Bevo Roeselare), Jos Verbinnen (voorzitter Feniks Haacht) en sportief verantwoordelijke Dries Hoeyberghs (Lizards Lubbeek Leuven) aan het woord. De teneur was min of meer dezelfde, met hier en daar toch ook positieve geluiden uit West-Vlaanderen.

Hoe bereidt uw A-team zich voor op een eventuele herstart van de competitie (oefenduels, trainingen…)?

Zonhoven: “Ik geloof niet in een heropstart van de competitie. Kijk, ik heb zelf een kapperszaak. Het zou straf zijn dat ik als zelfstandige mijn kapsalon niet mag opstarten – en ik behandel elke klant afzonderlijk ! – maar dat ik wel training zou mogen geven aan een dozijn volleybalspelers! Voorlopig heb ik geen voorbereiding of eender wat klaar. Het zou voor mij wel een leuke afleiding zijn, want ik ben het thuis zitten kotsbeu.”

Haacht: “Zoals het er nu voorstaat, zit een heropstart er pas in einde maart, begin april. Ik suggereer dan ook eerder een mini-toernooi met b.v. ploegen met een bekertje als beloning.”

B. Roeselare: “Zodra er gesproken werd over een eventuele versoepeling hebben we na Nieuwjaar de trainingen hervat met fysieke trainingen via Zoom. Twee keer per week gedurende één uur. We deden dit in samenwerking met onze jeugdploegen vanaf de U15 en ook met de jeugd van Knack Roeselare tot en met Knack B, omdat we dezelfde fysical trainer hebben. Na die trainingen kregen ze per groep nog de kans om wat bij te praten via Zoom om het sociaal contact onder de speelsters levendig te houden.”

Lubbeek: “Als er geen wedstrijden zijn, dan gebeurt er ook niks op gebied van trainingen. Het zal vooral de kwestie zijn om de ‘drop out’ te vermijden van een aantal spelers.”

Hoe staat het met de motivatie van de A-ploeg? Is er veel of weinig speeldrang?

Zonhoven: “Ik weet niet of clubs nog kosten willen maken voor een competitie waarin niks meer te halen is. Ik vermoed van niet. Sommige spelers twijfelen. Zij kunnen het zich beroepshalve niet permitteren om het virus op te lopen. Hun werkgever zou er niet mee kunnen lachen.”

Haacht: “Als er in maart kan hernomen worden, zal het al goed zijn, maar we beseffen ook dat de gezondheidscrisis oplossen het voornaamste is. Ik denk dat je de competitie echt wel kan afschrijven.”

B. Roeselare: “De speelsters zijn nog gemotiveerd. De meerderheid wil nog spelen. Anders wordt het wel een hele lange tijd van inactiviteit op volleygebied. Wij hebben wel enkele speelsters die in de zorg werken en zij verkiezen om niet mee te doen aan eventuele collectieve trainingen, mochten ze er nog komen. Zij hebben een hoog risicoberoep en moeten opletten om niet via hun vrijetijdsbesteding besmet te geraken. Hoewel het eerste nationale is, blijft het volley bij vrouwen immers nog steeds een hobby.

Persoonlijk vind ik het te laat om te herstarten. Zeker op ons niveau moet je minstens een maand baltraining hebben om op een deftige manier wedstrijden te kunnen spelen. Mocht je de trainingen vanaf 1 maart weer toelaten, dan betekent het dat je pas vanaf 1 april matchen kan spelen. Dan blijft er niet veel tijd over. Ik werk zelf in het CLB, waar wij ‘contact tracing’ doen voor het onderwijs. Ik vind dan ook dat de veiligheid primeert voor iedereen. Ik vrees zelfs een derde golf als gevolg van de varianten van het virus. Ik zou het begrijpen mocht er beslist worden om de rest van het seizoen geen competitie meer te organiseren.”

Lubbeek: “Ik vrees dat we de grip op een deel van de jeugd verloren hebben. De kosten voor de bond (zoals inschrijvingsgelden) blijven grotendeels doorlopen. Wij hadden wel iets meer respons en hulp gewenst in deze periode.”

Zitten er voor het volley positieve en negatieve punten in de voorbije maanden? En voor de komende maanden?

Zonhoven: “Veel valt er niet over te zeggen. De club had en heeft geen inkomsten. Publiek is niet toegelaten. Het is afwachten hoe de samenleving die Covid-pandemie zal overwinnen. Eerder is er in de sport geen nieuw hout te snijden. Ik denk dat er een volledige ‘stop’ zit aan te komen.”

Haacht: “Positief is het enthousiasme waarmee de U13 de trainingen hervatten. Dat belooft voor de toekomst van het volley. Negatief: als clubbestuurder is het niet altijd gemakkelijk om iedereen tevreden te stellen. Je hebt de ‘believers’ en de ‘non-believers’: voor de enen gaat het niet snel genoeg, voor de anderen ben je al veel te ver gegaan.”

B. Roeselare: “De negatieve punten zijn gekend. Sommige jeugdspeelsters dreigen af te haken en voor een andere sport te kiezen. Financieel derven de clubs al maanden allerlei inkomsten. Mocht je nu nog herstarten, zal dat financieel ook veel vergen van de clubs als ze alle speelsters en trainers moeten laten testen. En dan neem je nog een risico, want die sneltesten zijn niet altijd betrouwbaar.

Als positief punt hoop ik dat we ook een beetje alerter rond hygiëne zijn geworden. Dat moeten we meenemen naar de toekomst. Ik hoop dat ook het respect voor het materiaal gegroeid is. Ik weet niet of wij nog altijd de ballen zullen moeten ontsmetten, maar ik hoop dat de speelsters daar toch even bij stil staan. Nog positief is dat wij andere methodes hebben ontdekt, zoals b.v. trainersoverleg via Zoom. Wat ook een besparing voor de clubs kan betekenen, want dan moeten ze geen verplaatsingskosten betalen. Het online-verhaal toonde ook mogelijkheden voor een gedifferentieerd aanbod naar de speelsters. Wie om één of andere reden niet fysiek op training kon zijn, zou via Zoom toch kunnen aansluiten.”

Lubbeek: “Ik denk dat we naar de toekomst toe moeten zoeken naar alternatieven om met onze club verder te evolueren, dat we alle mensen verder kansen moeten bieden en dat zoiets onze ambitie moet zijn naar de volgende competitie toe.”

Was een competitie zonder stijgers of dalers zinvol en wat kan het ultieme doel zijn voor de competitie 2020-21?

Zonhoven: “Sommige spelers zien het niet meer zitten voor het seizoen 2020-21. Anderen willen wél. Het zou mij als trainer alsnog de mogelijkheid bieden om vanalles uit te proberen, aangezien er geen stijgers of dalers zouden zijn. Ik denk dat het allemaal een beetje koffiedik kijken is. Misschien is het beter om het vizier te richten naar de campagne 2021-22. We beginnen er dan aan met een nieuwe, propere lei. Hou het gezond, zou ik zeggen. Dat is het enige wat nu telt.”

Haacht: “Goede beslissing van de betrokken bonden. Oefenmatchen in toernooivorm als ultiem doel?”

Lubbeek: “Ik denk dat dit de logische consequentie was in een competitie zonder competitie. Maar om toch nog enigszins bezig te blijven, dacht ik dat er stilaan kon gewerkt worden aan het organiseren van oefenwedstrijden. Onder het motto: spelen om te spelen, om toch een beetje op peil te blijven en het groepsgevoel te behouden. En om geld te besparen voor de clubs zou ik in zulke wedstrijden alleen werken met refs van de eigen club. “

B. Roeselare: “Ik heb mijn twijfels of een competitie zonder stijgers of dalers zinvol is. Het zijn wedstrijden zonder veel inzet, die veel kosten met zich meebrengen. Ik denk b.v. concreet gezien aan onze verplaatsing naar b.v. Namen. Ik had eerder gedacht om eventueel regionaal (b.v. de Oost- en West-Vlaamse ploegen) nog te spelen in toernooivorm. Navraag leerde echter dat er bij andere ploegen weinig interesse was. Wij moeten beseffen dat wij een fysieke contactsport zijn en aanvaarden dat wij een risicosport zijn. Bij zes tegen zes kan je het contact met de eigen speelsters, en aan het net met de speelsters van de tegenpartij, niet uitsluiten. Ik denk ook niet dat het al aangewezen is om aan de voorbereiding voor het komende seizoen te beginnen. Tegen dat het augustus is, zijn ze het dan grondig beu. Ik hoop vooral dat wij vanaf augustus een normale start van het nieuwe seizoen kunnen organiseren. Dat zou al zeer mooi zijn.”

De droom voor de competitie 2021-22 ?

Teksten: Philippe Cryns, Leo Peeters, Fernand Walder

Foto’s: Bart Vandenbroucke