Asterix Avo naar Servië met Kris Vansnick: van scouter tot trainer

Een echte Pajottenlander mag je hem wel noemen: gediplomeerd in accountancy en informatica, met zijn vriendin Marlies en twee kinderen (Sepp & Ferre) woont hij in Gooik, in zijn jeugd kreeg hij zijn volleybalopleiding bij Gooik en Lennik, nadien bleef hij nog 9 jaar actief als libero bij Michelbeke en als afsluiter nog één jaartje bij Kemzeke.
Tot hij assistent-coach werd van Sacha Koulberg in Lennik en hij zich stilaan van libero in Liga B ontpopte tot één van de beste scouters langsheen het volleyterrein. “En als je van jouw hobby ook jouw job kan maken, dan mag je die kans niet laten liggen,” wist de intussen 39-jarige Kris Vansnick al snel.

Met de ervaring van bij Lennik en van de ‘Golden girls’ bij Julien Van de Vyver en de steun van Jan De Brandt wordt Kris ook gegeerd als scouter en later als assistent-trainer van de nationale vrouwenploeg en van Asterix Kieldrecht. En toen zijn mentor Gert Vande Broek een stapje terug zette bij de Wase club, schoof Kris nog een trapje op: trainer-coach bij Asterix Avo, waarmee hij deze week naar het Servische Obrenovac trekt, in een poging om de volgende ronde te halen in de CEV-Cup. Tijd voor een iets uitgebreidere kennismaking.

Hoe kwam je er eigenlijk toe om scouter te worden?

Kris Vansnick: “Dat lag eigenlijk in het verlengde van hetgeen ik al deed.  Enerzijds mijn hobby volleybal en anderzijds IT. Ik ben van opleiding een IT’er, en begeleidde daarin bedrijven in het ontwikkelen van hun projecten. Eerst als ontwikkelaar en later als project-manager, de link leggen tussen de klant en de ontwikkeling van het project. Zo had ik o.a. klanten als ALD, Mister Minit, Carrefour en vooral Nokia. Het was mijn taak alles op te volgen en dan ben je eigenlijk al een stukje bezig met scouting en coaching.”

Wat was het geheim van een goede scouting, die tot twee, drie extra-punten per set opleverde, werd toen beweerd?

“Daar is wel degelijk verandering in gekomen. Het was aanvankelijk wel een introductie van computers en videobeelden in het volley. In Italië werd dat als eerste heel professioneel aangepakt. Ik kwam die mensen ook regelmatig tegen op allerlei toernooien en op wedstrijden met de nationale ploegen. Op die manier bouwde ik vrij snel een heel netwerk uit van scouters, die mekaar hielpen als dat nodig was. Ik was ook niet verlegen om mensen aan te spreken. Je bent immers nooit te oud om te leren. Maar alle scouting ten spijt, het is cruciaal dat de ploeg zelf technisch, fysiek en tactisch op peil staat. Dat is nog steeds het eerste en belangrijkste punt. Eens dat in orde is, kan je daar elementen uit de scouting laten meespelen om tot een optimaal tactisch plan te komen.”

Je zag intussen ook een hele technische (r)evolutie in de scoutingtechnieken…

“Absoluut. Dat begon met alles te noteren op een blad en dat dan op een Excel spreadsheet te zetten, terwijl je nu elke actie – ook tijdens de wedstrijden – simultaan aan een database kan koppelen. In de beginfase stond het volley zelfs verder dan het voetbal op gebied van scouting. Wij waren voorlopers. Maar omdat er in het voetbal veel middelen beschikbaar zijn, hebben ze zeker een inhaalbeweging gemaakt. Ze bezitten GPS-meters om te zien hoeveel meters elke speler aflegt in een wedstrijd. Ze hebben databases waarop ze alle gegevens van spelers kunnen opvragen, wat niet onbelangrijk is als je een transfer wil realiseren. Transfers worden hoe langer hoe minder toevalstreffers.  Kijk naar de film ‘Moneyball’, waarin je hiervan een aantal mooie voorbeelden krijgt uit het baseball.”

Als scouter ben je een belangrijk onderdeel van de staff, maar je staat wel steeds in de schaduw. Vind je dat niet erg?

“Dat is nu éénmaal mijn rol in het team. Ik probeer als scouter zo veel mogelijk bij te brengen aan het team. Ik ben een onderdeel van het project. Laat mij dus bij b.v.  de nationale ploeg maar rustig achter mijn scherm zitten en ik geef de nodige gegevens wel door. Ik ben blij dat ik die taak op mij mag nemen.”

Je werd intussen bij de federatie ook mee verantwoordelijk voor de detectie en de selectie van de jeugd?

“Dat is nog steeds zo. Ik probeer volleyspelers te vinden die in aanmerking komen voor de eerste en de tweede graad van de Topsportschool. En in Vlaams-Brabant ben ik ook verantwoordelijk om aan deze categorieën training te geven. Het maakt onderdeel uit van mijn opdrachten bij de federatie.”

Je bent ook nauw betrokken bij de volleyballploeg van Gooik.

“Ik woon vlakbij de sporthal in Gooik. Wij hebben daar een hele mooie structuur opgebouwd binnen de club, ik heb daar de kans gehad om ook als trainer mijn eerste stappen te zetten. Wij hebben daar een schitterend bestuur. Eigenlijk vormen al die mensen een hechte vriendengroep. Als trainer probeer je uit elke speelster het maximum te halen. Zo zitten al verschillende Gooikse meiden in teams uit eerste afdeling. Weet je dat o.a. Angie Bland, Goedele Van Cauteren en Britt Rampelberg hun eerste stappen bij Gooik zetten?”

Als assistent of als scouter heb je ook gewerkt onder een reeks uitstekende coaches. Wat leerde je van hen? Van Gert vande Broek bijvoorbeeld?

“Hij was zeker mijn belangrijkste leermeester, mijn mentor. Nog steeds trouwens. In hem bewonder ik vooral het feit dat hij steeds zeer open is en natuurlijk ook de wetenschappelijke background die hij meebrengt. Hij is transparant in alles wat hij doet, hij bezit veel know-how en hij blijft niet stil staan. Hij volgt nauwgezet alle evoluties in het volleybal en tevens in andere sporttakken.”

Je zat al in de trainingsstaff van de nationale ploeg toen Jan De Brandt in 2007 de zevende plaats behaalde op het EK vrouwen in Hasselt.

“Hij was mijn trainer toen ik nog bij Lennik speelde en we kwamen mekaar ook nog tegen toen ik Gooik coachte en hij Kruikenburg. Hij is inderdaad de man die me bij de nationale ploeg gevraagd heeft. In hem bewonder ik vooral zijn passie voor het volley. Hij bezit de capaciteiten om een groep jonge mensen enthousiast te maken voor het volley. En natuurlijk heeft hij ook zijn enorme technische kwaliteiten. Met hem heb ik nog regelmatig contact.”

Maar jullie hebben met de Belgische staff ook een uitstekend contact met Giovanni Guidetti, de Italiaanse coach die furore maakte in o.a. Turkije en Nederland.

“Hij is wel één van de topcoaches in de ganse wereld. Ook iemand met heel veel volleybalbagage, met wie wij steeds een hartelijk contact hadden. Via What’s app houden we b.v. regelmatig contact. Tegen zijn ploegen zijn het steeds heel speciale matchen, want hij kon ook regelmatig voor een verrassing zorgen. Sportieve rivaliteit, dat wel, maar eens de match beëindigd was, konden we met hem gezellig napraten bij een glaasje wijn.”

Je was sinds 2011 assistent-trainer en scouter bij Asterix Kieldrecht, maar sinds vorig seizoen ook hoofdtrainer…

“Toen Gert een stapje opzij zette, heb ik van hem en van het clubbestuur de kans gekregen om trainer-coach te worden en ik heb die kans dan ook gegrepen. Ik besef wel dat Gert alles al gewonnen heeft met deze club (kampioen, beker, supercup, zelfs de Europese beker) en dat ik op dat gebied moeilijk beter kan doen. Maar vergelijken doe ik niet, ik wil verder werken aan het project dat deze club nu al jaren ondersteunt en ik wil ze daarin ook verder sturen.”

Hoe sterk is het huidige Asterix/Avo?

“Vorig jaar moesten er negen nieuwe speelsters ingepast worden en dit seizoen zijn er dat slechts drie. Ik denk dat we met de aanwervingen (Ruysschaert, Van Elsen, Hervent) voor meer stabiliteit zorgden in het achterveld. Ons middencompartiment en onze opslag zijn één van onze sterkste punten.  Zoals ik al zei: vergelijken doen we niet, we willen elke dag een betere versie worden van onszelf.  Twee sterkhouders vertrokken: Paula Boonstra verkoos om een volgende stap te zetten in haar carrière en bij Paris St.-Cloud te gaan spelen, Lieke Clerkx stopte met volleyen. Maar de rolverdeling binnen onze huidige ploeg is duidelijk voor iedereen. Onze doelstelling blijft om iedereen, zowel op individueel gebied als op teamgebied, stappen vooruit te laten zetten. Goed werken met hen op nationaal en internationaal gebied, waarbij het resultaat niet afhankelijk is van het toeval. Ik denk dat de sterke punten van deze ploeg gebleven zijn in een nu compleet Belgisch team.”

Speelde de onderbreking (wegens het Covid-19-virus) jullie parten?

“Ik denk het wel. Je zag in onze wedstrijd tegen VDK Gent (2-3 verlies) dat het referentiekader van de voorbereiding en de stabiliteit een beetje was weg gevallen. Waar stonden we op dit ogenblik? Onze opslag functioneerde niet zoals het hoorde, aanvallend haalden we niet altijd ons niveau. We speelden te veel met ‘ups-and-downs’, er was bij de beide teams een gebrek aan (wedstrijd)ritme.  Maar toch zijn we bijzonder blij dat we opnieuw wedstrijden kunnen afwerken.”

Wat weet je van de komende Europese tegenstander Obrenovac en hoe schat je de kwalificatiekansen in?

“Blijkbaar een sportief stadje uit de buurt van hoofdstad Belgrado, de geboorteplaats van  ex-Anderlechtspelers als Jestrovic en Obradovic, maar ik interesseer me eigenlijk niet in voetbal In 2014 had de stad te lijden onder een zware overstroming, maar sinds de laatste twee jaar werd het team volleykampioen van Servië. In 2018 werden ze nog uit de Challenge Cup gewipt door Hermes Oostende, maar het is lang niet meer de ploeg van toen. Ze bestaat haast volledig uit een groep meisjes van 2002, een lichting die de finale van het EK jeugd haalde. Een gestalterijke ploeg: gemiddeld 1m90 groot. Niet gemakkelijk dus.”

Jullie zijn ook de enige Belgische vrouwenploeg die inschreef voor een Europese beker.

“Een bewuste keuze van de club die vast wil houden aan het opleidingstraject van onze speelsters. Gezien de Corona-maatregelen spelen we donderdag en vrijdag (om 18u) in Obrenovac. De ganse ploeg is het bestuur en de sponsors bijzonder dankbaar dat ze ons hierin steunen. Natuurlijk proberen we zo ver mogelijk te geraken. Europese confrontaties blijven altijd iets speciaals. In Servië werd de competitie niet stil gelegd en onze tegenstander heeft er intussen al veertien matchen opzitten in deze competitie, waarin ze op de tweede plaats staat. Met ons beperkt aantal matchen zullen we dus snel de fouten uit onze wedstrijd tegen VDK Gent tot een minimum moeten herleiden, willen we kwalificatiekansen hebben. De volgende rondes zouden wel eens kunnen gespeeld worden in toernooivorm. Het CEV polste daarover alle betrokken clubs.”

Tot hoe ver reiken jullie ambities dit seizoen?

“Ik denk niet dat we een Europese beker zullen winnen. Maar in dit soort wedstrijden maken we kennis met een ander soort volley en leren we allicht toch ook weer iets bij. Voor het overige blijven we in eigen land natuurlijk meestrijden voor de prijzen, ondanks deze onzekere tijden. Vorig seizoen werden we ondanks onze eerste plaats na het afbreken van de competitie niet uitgeroepen tot kampioen,  we hopen dus dit jaar wel tot het einde te gaan en mee te strijden voor die titel.”

Je maakte intussen zelf al een stukje volleygeschiedenis mee. Wat zijn daarin de mooiste herinneringen?

“Dat zijn er intussen al vele. Maar het brons dat we op het EK 2013 haalden met de Yellow Tigers blijft zeker heel hoog in het lijstje staan. Net als onze kwalificatie voor het WK 2014 in Italië.”

Je was allicht ook getuige van enkele dieptepunten.

“Het blijft natuurlijk ’maar’ sport, al behoort de uitschakeling op het EK in 2017 in Azerbaidjan daar ongetwijfeld toe.”

Welke ambities heb je zelf nog in jouw trainerscarrière?

“In deze onzekere tijden ben ik blij hier te staan als zelfstandige in de sportwereld, in zo’n project, zowel bij de club als bij de Yellow Tigers en in mijn opdracht bij de federatie. ‘Pluk de dag’ behoort dan ook tot één van mijn favoriete leuzen. Ik hoop dan ook in de toekomst nog veel speelsters te zien doorgroeien naar een zo hoog mogelijk niveau, zelf de titel te winnen met Asterix Avo en met de Yellow Tigers het WK 2022 te halen, want ik schat een WK nog steeds hoger in dan de Olympische Spelen.”

Tekst: Marcel Coppens

Foto’s: Bart Vandenbroucke