François Lecat: “Verschillenden redenen om overstap van Italië naar Aalst te maken”

Na twee jaar Verona (Italië), een jaar Vibo Valentia (Italië), een jaar Narbonne (Frankrijk) en een jaar Calci (Italië) volleybalt de sympathieke Waal François Lecat opnieuw in België.

“Daar waren niet één, maar veel verschillende redenen voor”, zegt Lecat in vlekkeloos Nederlands. “Eén ervan was zeker het aantrekkelijk aanbod van Lindemans Aalst.” Of hij later nog opnieuw naar het buitenland trekt – hij is ten slotte nog maar zevenentwintig jaar oud – durft hij niet voorspellen. “Ik vind dat je in sport moeilijk ver vooruit kunt plannen.”

Het begon met Gert van Walle (Haasrode/Leuven) en Simon Van de Voorde (Lindemans Aalst). Dit seizoen lijkt het een trend te worden, want naast François Lecat keerden ook Pieter Verhees en Jolan Cox (Maaseik), Stijn D’Hulst (Roeselare) en Lowie Stuer (Menen) vanuit een buitenlandse competitie terug naar een club in eigen land. Wat was hiervoor de drijfveer bij de twee meter grote receptie-hoekspeler François Lecat?

Lecat: “Er was niet één hoofdreden waarom ik die stap heb gezet. Er lagen verschillende redenen aan de basis ervan. Eerst en vooral was het voorstel van Lindemans Aalst interessant. Daarnaast was het natuurlijk leuk om samen met mijn vriendin Julie De Beule (ex-volleybalster, nvdr) opnieuw in België te wonen. Wij kochten een appartement in Fleurus, op een uurtje van Aalst, dicht bij familie en vrienden. Of de Corona-crisis ook een rol heeft gespeeld? In de buurt van waar ik woonde in Italië was er weinig of niets van Corona te merken. Deze crisis heeft natuurlijk zijn invloed gehad op de markt. Maar ik had toch verschillende keuzes en die gevolgen voor de markt hebben dus niet veel invloed gehad op mijn beslissing.”

 Was het feit dat Aalst Champions League speelt ook een element?

“Dat is natuurlijk mooi meegenomen. In mijn periode bij Asse-Lennik (2012-2013) en Maaseik (2013-2015) maakte ik de sfeer al mee tijdens die belangrijkste internationale bekercompetitie en ik kijk er naar uit om dat opnieuw mee te beleven.”

Hoe valt het tot nu toe mee bij jouw nieuwe ploeg?

“Wij zijn in deze fase nog niet helemaal op dreef. Maar dat is normaal met veel nieuwe spelers. Dat heeft tijd nodig. Wij hebben ook een bijzonder jong team. Het is de eerste keer dat ik in dergelijke jonge kern terecht kom. Met mijn zevenentwintig vind ik mezelf nog jong, maar hier ben ik al één van de meer ervaren spelers. Wij beseffen dat wij nog veel werk voor de boeg hebben. Maar de club en de trainersstaf doen er alles aan. En de spelers zijn goed aan het trainen om het niveau naar omhoog te brengen. Het is een grote uitdaging, maar wij hebben wel veel ambitie. Zelfs al weten wij dat de weg nog lang is.”

Was het ook leuk dat je Simon Van de Voorde terug vond als ploegmaat van de Red Dragons?

“Uiteraard. Dat is op menselijk vlak altijd een prettig weerzien. Maar Simon is ook een speler met veel ervaring die een belangrijke pion voor Aalst is.”

Zie jij jezelf binnen enkele jaren nog eens opnieuw voor een buitenlands avontuur kiezen?

“Dat is een open vraag. Ik ben ooit naar het buitenland vertrokken op een jonge leeftijd. Ik had toen nooit gedacht dat ik toen al die stap zou zetten. Ik vind dat het in de sport zeer moeilijk plannen is op lange termijn. Er zijn veel factoren, die je niet altijd in de hand hebt, en veel wisselende omstandigheden die je in één of andere richting kunnen duwen.”

Wat waren jouw mooiste herinneringen aan die vijf jaar buiten België?

“Dat zijn er vele. Sportief gezien wellicht de winst in de Challenge Cup met Verona. Maar vooral dat ik in die periode veel geleerd heb, niet alleen op volleybalgebied. In de eerste jaren was het aanpassen. Je moet zelfstandig leren leven, je moet de taal leren, enzovoort. De clubs in Italië waren toen ook professioneler dan in België.”

Verwacht je ook nog steeds een uitnodiging voor de nationale ploeg van de nieuwe bondscoach Fernando Munoz?

“Zoals eerder gezegd, kijk ik nog niet naar de verre toekomst. Door de Corona-maatregelen hebben wij met de Red Dragons deze zomer nog niet veel kunnen werken. Het bleef eigenlijk beperkt tot een kennismaking met de nieuwe hoofdtrainer.
Als ik een sterk seizoen speel bij Aalst, maak ik kans om geselecteerd te worden. Er is wel veel concurrentie op mijn positie, maar in de sport is dat een normale zaak. Ik zou het zien als een beloning voor mijn prestaties bij de club. Maar als ik geen selectie kan afdwingen, zal het leven verder gaan.”

Je begon ooit te volleyballen bij Guibertin?

“Dat klopt. Ik woonde met mijn ouders in een dorp vlak naast Mont Saint-Guibert. Ik kreeg er een uitstekende opleiding, onder impuls van Koen Hoeyberghs. Dat de club toen aan jongeren zoals ik een kans gaf, daar ben ik hen nog steeds dankbaar voor.”

Heb je al kennis gemaakt met Aalst als carnavalsstad?

“Ik wist eigenlijk niet dat men hier zo fel met carnaval vergroeid is. Ik ben wel benieuwd om de typische carnavalssfeer eens mee te maken.”

Nu is het vooral hopen dat er geen nieuwe Corona-golf komt die de competitie onderbreekt of stil legt?

“Inderdaad. Wij moeten hopen dat dit geen roet in het eten zal gooien. Op dit moment mogen wij tijdens deze pandemie blij en dankbaar zijn dat wij onze passie – ik zie volleybal niet alleen als mijn job, maar vooral als mijn passie – mogen uitvoeren. Hopelijk blijft dit zo.”

De club maakte onlangs een niet zo aangenaam voorval mee toen kiné Staf Moyson werd getroffen door een hersenbloeding.

“Dat is in de eerste plaats voor Staf zelf, die ik nog als kiné heb gehad in mijn periode bij Asse-Lennik, een enorme tegenslag. Trainer Johan De Voghel is hem al eens gaan bezoeken in het revalidatiecentrum RevArte. Er is al vooruitgang, maar Staf heeft nog een lange revalidatie voor de boeg. Ik hoop dat het snel goed komt.”

Ook Volley Magazine wenst Staf veel doorzettingsvermogen en een spoedig herstel toe.

Tekst: Philippe Cryns

Foto’s: Bart Vandenbroucke / François Lecat