Michel Dumont: “Die vriendschap van vroeger ken je nu niet meer”

In de bekerfinale speelt titelverdediger Knack Roeselare nogmaals tegen Lindemans Aalst. En was Aalst in het verleden geen Zellik? En was Zellik eerder niet Lennik? Eén van de verschillende legendarische figuren uit die periode was ongetwijfeld Michel Dumont, in de glorietijd van Lennik de sympathieke, populaire manager van de ploeg. Glorieuze momenten wisselden af met hilarische toestanden en helaas ook met droevige gebeurtenissen.

“Op het ogenblik dat Jo Baetens plotseling overleed, brak er ook iets bij mij. Hij was dé Lennikspeler bij uitstek, de man van bij ons, die aan het begin stond van een grote internationale carrière en daarvoor de gecontesteerde overstap gemaakt had naar concurrent Maes Pils Zellik. Het noodlot wilde dat hij nooit één officiële match met zijn nieuwe ploeg gespeeld heeft,” herinnert Michel Dumont zich nog.

Ben je nadien nooit meer gaan kijken naar Zellik of Aalst?

Michel Dumont: “Je moet begrijpen dat Jo Baetens niet alleen een groot speler was, maar intussen was uitgegroeid tot één van mijn beste kameraden. En toen hij wegviel en na de perikelen omtrent de transfer van Lennik naar Zellik, kreeg ik een tijd een ‘dégoût’ van het volleybal. Op vraag van mijn zoon ben ik later nog wel enkele keren gaan kijken naar Zellik, maar ik was er niet meer met mijn hart bij. Het kon me zelfs weinig schelen wie er won. En als ik er nog enkele oude vrienden tegenkwam, volgde ik de match met hen vanuit de cafetaria om er met hen bij te praten.

En in Aalst ben ik nog nooit geweest. Eén keer wilde ik gaan kijken, maar op laatste moment kwam er toen iets anders tussen.”

Toch wel raar voor iemand die jaar na jaar en dag na dag bezig was met zijn club…

“Maar heel de club hing ook zo fel aan mekaar. Lennik was een stuk van ons leven. Het bestuur, de supporters en de spelers: dat was één bende vrienden. Toen bestond vriendschap nog met spelers als Luc Beke, Sacha Koulberg of een Patrick Van Meerbeeck, die elke dag vanuit Antwerpen naar de training kwam, maar nadien nog minstens een uur in Lennik bleef voor de gezelligheid en om nog samen een pintje te drinken.”

Supporters bepaalden ook voor een stuk mee het beleid?

“Het bestuur luisterde meestal wel naar ze. De zaal zat soms ook nokvol: 500 zitplaatsen waren er, maar bij topmatchen zaten er soms 1400 toeschouwers in onze kleine sporthal. Ze hingen soms aan de sportramen van onze (turn)zaal. En toen er even sprake van was om met de club naar Halle te verhuizen, kwam er zulke tegenstand van de supporters, dat de plannen in de lade opgeborgen werden.”

Die vriendschap binnen de club bestond zelfs nog op het moment dat de club schijnbaar failliet was.

“Legendarische ogenblikken. Een ganse week discussie of we de bekerfinale in Aalst wel zouden spelen wegens achterstallige lonen. Er was die week geen enkele dag getraind, maar we besloten toch de finale te spelen tegen Maaseik. ‘We speelden als zombies, die zo opgepept waren dat ze – zoals bij een kip, die je het hoofd afhakt – speelden, moe of niet moe: alles gaven wat ze in zich hadden. Het werd een spraakmakende bekerwinst, ook al omdat we het ‘grote’ Maaseik niet alleen klopten, maar er ook één set bij deden, die eindigde op 15-0 volgens het oude telsysteem en met ene… Vital Heynen als spelverdeler aan de overzijde van het net.”

dav

Je maakte nog meer legendarische bekerfinales mee…

“Ik herinner me een bekerfinale in de Arena van Deurne. We reden met de trein tot Antwerpen-Oost en onze 1000 supporters kregen er de overblijvende kilometer de begeleiding van de rijkswacht. Ik denk niet dat zoiets vandaag nog mogelijk is. Die echte fanatieke clubliefde bestaat niet meer, denk ik. Een andere keer was er voordien in de media nogal wat commotie geweest omtrent de confrontatie tussen Rembert Torhout en Lennik. Het werd zelfs als een risicomatch beschouwd en er waren rijkswachters te paard aanwezig om in te grijpen bij mogelijk onlusten. Dat was echter helemaal niet nodig. Tijdens de match was er natuurlijk de sportieve rivaliteit tussen de twee clans, die van alles naar mekaar riepen. Maar na de match gingen die samen aan de toog gezellig een pint drinken. Ach, er is zo veel gebeurd. We hadden dat moeten opschrijven, want intussen is er veel verloren gegaan.”

Ook op de Europese bekermatchen beleefden jullie leuke momenten…

“Elke Europese bekermatch was een verhaal van de vriendschap tussen spelers, bestuur en supporters. Ik denk zelfs dat de spelers de namen kenden van de meeste supporters. En op elke reis gebeurde er wel eens iets. Soms helaas baldadigheden, soms ook verbroedering met de thuissupporters. Soms ook met verrassingen. Ik herinner me dat we ooit in Mostar moesten gaan spelen (in het huidige Bosnië/Herzegovina), we landden in Düsseldorf, waar we moesten overstappen en plots stonden we in Amsterdam!”

Nog hilarische momenten met Lennik?

“We speelden voor de competitie een aantal oefenmatchen in St.-Tropez, maar we werden gelogeerd in een gerenommeerd sportcentrum in St.-Raphaël. Buiten het sportieve was daar niks te beleven. Ver van alle dorpen of steden. De spelers smeekten coach Strumilo of ze niet even mochten gaan wandelen in St.-Raphaël. Mits de belofte dat ze ten laatste om 22 uur moesten terugkeren, kregen ze de toestemming. Ik was toen de chauffeur van het busje dat hen naar daar zou brengen. Maar we waren nog geen kilometer ver of de spelers kwamen zeggen: ‘Seg Michel, we gaan wel naar St.-Tropez, hé! En niet naar St.-Raphaël.’ Tja, als ze dan om 23 uur op de bus zouden zijn, was het voor mij goed. Coach Yurek zou sowieso boos zijn. Om 23 uur natuurlijk geen speler te zien. We kwamen pas midden in de nacht terug. Strumilo boos, maar dat trokken ze zich niet aan.”

Misschien met die ploeg nog wel één en ander beleefd?

“Zeker. In mijn vrije tijd ging ik wel eens graag zeilen. Tijdens diezelfde beruchte stage kon ik Jo Baetens overhalen om mee te gaan zeilen. In de Middellandse zee kon je echter twee zaken voor hebben: ofwel een mistral, ofwel geen wind meer. Het laatste gebeurde en daar zaten we dan in ons bootje. We hebben toen met onze handen in het water moeten roeien om dat bootje terug te krijgen richting bestemming. Dat is uiteindelijk gelukt, maar Jo was (als roodharige) zwaar verbrand zo midden op zee. Strumilo weer boos natuurlijk. Hahaha, mocht dat nu gebeuren, dan vloog ik dadelijk de laan uit.”

Wat doe je intussen voor job? Nog steeds bij Rode Kruis-Vlaanderen?

“Ik ben 64, maar ik ben al drie jaar met pensioen. Collega’s hadden aangegeven om eens te horen hoe dat zat met mijn pensioen. En bij ‘My Pension’ wisten ze me in februari te vertellen dat ik in mei kon stoppen met werken, omdat ik ook twaalf jaar had les gegeven en zo nog in het oude systeem viel. Ook al omdat ik er toch 43 dienstjaren had opzitten.

En nu hou ik me dus bezig met zingen. Ik speel in een ‘coverbandje’ met muziek van o.a. Frank Sinatra, Gilbert Bécaud, Willy Sommers en we hebben daar opvallend veel optredens mee aan de kust. Meer dan in het Pajottenland. Verder blijf ik vrijwilliger bij het Rode Kruis en ik ben p.r. van de plaatselijke afdeling. Vier weken per jaar begeleid ik kampen georganiseerd door het Rode Kruis voor mensen met een beperking. Wij zitten dan in ‘Polderwind’ in Zuienkerke.”

Heb je een pronostiek voor de bekerfinale van volgende week zondag?

“Is er één van de ploegen uitgesproken favoriet? Ik zou het niet weten. Het grootste gedeelte van de spelers ken ik ook niet meer. Ik hoop maar voor de toeschouwers dat het vooral een leuke match wordt.”

Tekst: Marcel Coppens