Claudio Gewehr: “Ik zoek geen job meer die 12 maanden op 12 duurt”

Op 15 augustus van dit jaar begon Claudio Gewehr aan zijn vijfde seizoen in het sportcentrum van Papendal om daar de talenten van Nederland te trainen en te begeleiden. Met veel overgave effende hij al 4,5 jaar lang het pad van het Nederlandse Talententeam, recht naar de top.

Na twee maanden – de competitie bij onze noorderburen was nog maar vier wedstrijden ver – besloot de “Braziliaanse Belg” een einde te maken aan de samenwerking.

Je was in Holland erg sterk bezig. Hoe kwam je tot dit drastisch besluit ?

Claudio Gewehr: “Het contract met de Nederlandse volleybalbond was deze zomer met twee jaar verlengd”, verklaart Claudio Gewehr. “Maar het takenpakket werd zodanig uitgebreid dat dit niet meer combineerbaar was met de verplaatsingen naar België. De tijd om gezellig en ontspannen bij mijn gezin te zijn, werd drastisch geminimaliseerd. Arnold Van Ree en ik kregen vanaf september de volledige verantwoordelijkheid over de pré-jeugd, de jeugd en de juniorenselectie. In plaats van acht tot tien maanden te werken, werden dat twaalf maanden. Wanneer we voltijds met die talenten zouden bezig zijn, moesten we van de ene naar de andere nationale en internationale competitie rennen met al die diverse selecties.

Dat werd te veel, het programma was echt te druk. Dan zag ik mijn familie helemaal niet meer. De voorbije jaren kwam ik dikwijls zaterdagavond snel naar huis. Na een rit van anderhalf uur arriveerde ik om half één ’s nachts en ik was op zondagmorgen reeds om zeven uur terug op de baan naar Nederland. U begrijpt dat dit aan een relatie vreet en dat dit heel veel energie kost. De eenzaamheid in combinatie met de afstand en de urenlange verplaatsingen stapelden zich op. Daarom nam ik die beslissing. Ik heb met veel respect afscheid genomen van de mensen en het traject in Papendal. Vorige week heb ik hen zelfs nog geholpen tijdens een match. Dat is het bewijs dat we in alle vriendschap gestopt zijn.”

Jij bent de ideale man om het Belgisch en het Nederlands volleybal met elkaar te vergelijken.

“In België zijn er vier-vijf clubs met een perfect model om te presteren. Dat zijn verenigingen met een jarenlange en duidelijke topsportvisie. In België werkt men met een steeds vastere structuur en die ontwikkelt zich almaar verder. In Nederland wordt men verhinderd door de fiscaliteit. De traditie ontbreekt, dan moet je al teruggrijpen naar de jaren tachtig. Er zijn trouwens geen clubs die op een professionele manier werken. Er is ook geen enkele profcoach in Holland, die voltijds met volleybal bezig kan zijn.

Wat de nationale teams betreft, staan zowel België als Nederland voor een belangrijk toernooi in januari 2020. De olympische kwalificaties worden een bijzonder moeilijke doelstelling voor beide landen. België is sterk en Nederland heeft de laatste twee-drie jaar de aansluiting met de toplanden teruggevonden. Maar er zijn de laatste jaren zo veel goede nationale ploegen bij gekomen. Er is de top zes. Daarachter volgen – tot plaats 22 – zo veel landen die aan elkaar gewaagd zijn. Iedereen kan van iedereen winnen. Je zegeviert niet zo eenvoudig meer van gelijk welke internationaal team. Het niveau is overal gestegen.

Zie je kansen bij de olympische dromen, die duidelijk aanwezig zijn bij de Nederlandse en de Belgische selecties?

“Bij de Hollandse vrouwen en de Belgische mannen heeft men gekozen om de trainers te veranderen. Het was voor mij een verrassing dat Dominique Baeyens de mannenselectie terug overnam. Omdat hij had aangegeven dat die periode achter de rug lag. Maar het is wel logisch. België kan verder werken aan een project dat al een tijdlang gekend was. Ze zijn terecht ambitieus. Dan kruipt een minder goed resultaat in het vel van de betrokken mensen. Ik begrijp de keuze van de nieuwe bondscoach, want binnen de functie van Dominique Baeyens bij de bond wil hij zijn land natuurlijk helpen.

In Nederland heeft men een coachwissel doorgevoerd met Giovanni Caprara in plaats van Jamie Morrison. De Italiaanse topcoach wil de Nederlandse vrouwenselectie ook helpen. Het wordt weliswaar een ontzettend lastige opdracht om – op twee weken tijd, dat is voor topsport een te korte periode – heel het stramien te veranderen. Beide landen hebben ook een ontzettend zware loting.”

Zijn er vergelijkingspunten tussen de Topsportschool van Vilvoorde en het opleidingscentrum van Papendal in Arnhem?

“In Vilvoorde moesten we in het begin nog alles opbouwen. De zoektocht naar talenten, het opstarten van het internaat en het optimaal functioneren van het programma. In Arnhem was er al een structuur, toen ik er arriveerde. De accommodatie in Papendal hoort bij de top in Europa. Maar er zijn ook beperkingen. In Nederland is er maar plaats voor zestien personen in het internaat dat verbonden is met het Centrum voor Topsport en Onderwijs. En dan spreek ik over twee selecties: één bij de vrouwen en één bij de mannen. Er is maar één competitie waar het Talentteam terecht kan. De jongensgroep bijvoorbeeld bestaat uit drie spelers die geen junior zijn en acht junioren. Die worden aangevuld met vijf jeugdspelers die tot de U17-lichting behoren. Eén keer per week verzamelt de volledige selectie in het sportcentrum van Papendal.

In Vilvoorde zijn er meer trainers. Logisch, want er zijn ook meer selectiegroepen die er permanent zijn. Zowel bij de jeugd- als bij het juniorenteam. Daar kan men elke dag werken aan de opleiding én men heeft twee competities waar de selectie in terecht kan. In de divisiereeks en in de Liga B. Men kan vaker en efficiënter samen trainen met een homogenere lichting. Dat is duidelijk in het voordeel van het Belgisch volleybal.”

Hoe ziet jouw toekomst eruit?

“Ik ga eerst in Brazilië de familie bezoeken en de batterijen terug opladen. Ik voelde dat de jarenlange inzet zijn sporen heeft nagelaten. Eerst moet ik hier in België nog heel wat regelen, want alles lag hier stil. Alle energie ging voor een hele lange periode naar het volleybal. Eind januari keer ik terug naar België. Dan ga ik op zoek naar een nieuwe uitdaging. Maar wel één die niet twaalf op twaalf maanden duurt.Tegen dan zit ik alweer boordevol energie.”

Tekst: Walter Vereeck

Foto’s: Bart Vandenbroucke