Jos Verschueren: van volleyspeaker tot directeur sportmanagement VUB

Wie kent hem nog? De man die jarenlang de vaste speaker van dienst was op de FIVB-beachtoernooien in Oostende en op de thuismatchen van Lennik/Zellik. Juist, Jos Verschueren is de naam en hij is intussen een expert in sportmanagement. En hoewel de intussen 54 geworden directeur sportmanagement aan de Vrije Universiteit Brussel de stichter is van het IFBI (International Football Business Institute), blijft hij ook de andere sporten – en in het bijzonder de zaalsporten – met veel aandacht volgen. Een merkwaardig verhaal.

Zo tekende de jonge Jos Verschueren in zijn geboortestad Mechelen zijn eerste aansluitingskaart in de sport bij basketclub Racing Maes Pils Mechelen. Nadien stapte hij over naar het volleybal en dankzij een job als hamburgerbereider bij Quick kon hij de combinatie maken van clubmanager (Lennik) en arbeider (Quick). Het begin van een prachtige carrière in de sportwereld. Met zijn aangename stem kondigde hij ook vele jaren aan een stuk de zaalsportenfinales aan, die toen nog op één lang weekend samen georganiseerd werden: vrijdag handbal, zaterdag volley en zondag basket.

Een toch wel eigenaardige start van een sportcarrière?

Jos Verschueren: “Redelijk merkwaardig. Inderdaad. Ik was in die tijd zo bezeten van het volleyspelletje, dat ik mijn job bij het reclamebureau McCann-Erickson opzegde om manager te worden bij Lennik. Ik kreeg een opzegvergoeding van zo’n 2.000 Euro. Daar deed ik het mee van maart tot oktober 1993, maar dan geraakte mijn spaarpot leeg. Ik ben toen naar de verantwoordelijke van het Quick-restaurant in Sint-Pieters-Leeuw gestapt met het kalenderboekje van de volleybond in mijn hand. Ik zei hem: ‘Deze en deze data ben ik niet vrij, maar op alle andere dagen wil ik voor u hamburgers maken en frietjes bakken. Ik werd aangenomen en ik hou er een blijvend respect voor Quick aan over.”

Je bleef uiteindelijk wel in de sportwereld?

“Ik werd bij Lennik opgemerkt door een verantwoordelijke van Renault Industrie Belgique in Vilvoorde en ik mocht er de interne en externe relaties mee verzorgen, terwijl ik tegelijkertijd mijn marketing- en communicatiejob kon blijven uitoefenen intussen bij Zellik, dat destijds al snel meedeed aan de Final 4 van de landskampioenen volley in Wenen in 1995. Nadien heb ik nog op de marketingafdeling van het BOIC gewerkt.

Je leerde er het belang kennen van communicatie?

“Absoluut. Communicatie en kleur zijn details die in de sport het verschil maken. Communicatie is ook discipline, ze moet transparant zijn. De juiste kennis, gekoppeld aan passie voor de sport, zorgt voor een grotere professionalisering. Dat was toen allicht een ‘gat in de markt’ en ik ben begonnen met een adviesbureau over sport en communicatie. Hoe konden we bedrijven doen inzien dat ze nog interessanter met de sport konden omgaan?

Wij hadden b.v. Siemens als klant en die waren sponsor van Clijsters en Hénin. Wij hebben ze attent gemaakt op een nog grotere communicatie naar buiten uit en door de communicatie nog meer te activeren kwamen ze tot een situatie waarin 1+1 drie werd. Met dat bureau en later met een voltijdse opleiding in sportmanagement aan de VUB proberen we jongeren te doen dromen van een sporttoekomst in een niet echt sport minded land.”

Vandaar nu ook sinds vier jaar de IFBI-opleiding in Brussel?

“Precies. We geven daar cursussen over allerlei zaken die bij de organisatie van het voetbal komen kijken, behalve de technische aspecten. Zo komt er o.a. fan engagement, merchandising, marketing, social media, football agencies, communicatie aan bod. Wij hebben dit jaar 17 studenten uit de meest uiteenlopende landen (Indië, Jamaïca, Italië, Portugal…) die deze opleiding volgen. Best on-Belgisch want ik noem het een Champions League-opleiding in en rond de voetbalindustrie. Het inschrijvingsgeld bedraagt 40.000 Euro, maar daar zitten o.a. ook per trimester twee studiereizen in naar professioneel werkende clubs en bonden in Italië, Zwitserland, Spanje, Polen plus een aantal noodzakelijke juridische thema’s. Het is een internationaal postgraduaat met toekomst in een prachtig pand vlakbij het Centraal Station in Brussel.”

Jullie werkten met jullie afdeling ook mee aan een nieuw, concreet project…

“Ja, we vonden dat – als je met een bepaalde studie bezig bent – je die ook in de praktijk moet brengen. En daarmee kwamen we – na twee jaar voorbereiding – tot een project waarin we als VUB, samen met de Franstalige ULB, een nieuwe UCI-cyclocrosswedstrijd organiseerden binnen onze campusdomeinen in Brussel. Met de hulp van Golazo, de stad Brussel en een pak studenten creëerden we iets nieuws, dat ons intussen een recordaantal kijkcijfers opleverde bij de UCI-crossen met 600.000 kijkers voor de vrouwenwedstrijd en 700.000 bij de mannen.”

Volleymagazine werkt intussen volledig digitaal. Acht je magazines nog steeds van deze tijd? In het voetbal zie je nog amper clubmagazines…

“Ik zie en hoor daar de meest uiteenlopende zaken over. Laatst was ik op een wedstrijd van Cercle Brugge en we kregen daar de ploegsamenstellingen met aan de achterzijde een blanco blad. Dat is toch wel een gemiste kans. Je kan daar de sponsors toch extra aan bod laten komen. Bij sommige sporten krijg je aan de inkom zelfs niet eens meer de samenstelling van de ploegen. Een A4 of A5 is toch vlug gemaakt om mensen wegwijs te maken die voor het eerst naar een bepaalde sporttak komen kijken. Ze bestaan niet meer zo veel, maar ik meen dat er b.v. in Luik nog een ‘Standard Magazine’ bestaat, dat je zelfs in de krantenwinkels kan aanschaffen voor ongeveer 4 Euro. Heel mooi samengesteld. Bij volleyclubs als b.v. Roeselare of Maaseik delen ze bij het begin van het seizoen ook een dik infoboek uit over de werking van de club en over het team. Dat is mooi. Een magazine moet voor mij trouwens een bindmiddel zijn, het cement tussen ouders, clubbestuur, spelers, sponsors, supporters…”

Bij vele clubs word je ook doorverwezen naar hun website…

“Probleem is dat je met al die websites soms door het bos de bomen niet meer ziet. En dan bloggen en vloggen ze nog. Maar soms vind je niet eens vlotjes de weekenduitslagen van de eigen ploegen. Nee, de tijd van de lieve vrijwilliger, die dat allemaal wel eens even zal bijhouden, is voorbij. Zo merk je websites met al lang achterhaalde berichten of met een achterstand van enkele maanden over de resultaten van de ploeg. Een reportage over de club of over een bepaalde speler zit er al helemaal niet meer in. Tja, als je dat echt goed wil doen, zit je – voor je het weet – met een volledige dagtaak. Weet je dat ze bij Manchester City voor hun communicatie – weliswaar ook met rubrieken in het Chinees, het Spaans enz. – werken met een team van liefst 35 fulltime mensen! “

Heb je in verband met communicatie nog vaststellingen of dromen?

“Het verbaast me ontzettend dat er in Vlaanderen nog steeds geen vakbladen bestaan rond zaken die met sport te maken hebben. In Nederland bestaat b.v. ARKO Sports Media, een zelfstandige uitgever en marktleider op gebied van vakinformatie binnen sport, bewegen en gezondheid. Zij willen de kennis verhogen door de uitgave van vakbladen, studieboeken, websites, E-zones, multimediale platforms, studiereizen en events. Daar zitten onderwerpen bij als bestuur en management, accommodatie en beheer, gezondheid en bewegen, coaching en topsport, specials en biografieën, adverteren etc.

Waarom kan er bij ons geen sportoverstijgend vakblad komen over sporten in het algemeen. Ik droom van een nieuwsbrief voor de zaalsporten: basket, volley, handbal, zaalvoetbal, indoorhockey, korfbal… Ik vond het altijd leuk toen het BOIC de finales van het basket, volley en handbal in één weekeinde organiseerde. Dan krijg je toch geen toestanden zoals bij de recente basketfinale, waarbij de winnaars zich op een armtierig podium moesten wringen, terwijl de winnaars in het volley op een ernstig podium in het Sportpaleis mochten vieren. Chapeau voor hun organisatie!”

Budgetten blijven natuurlijk ook steeds een probleem. Zie jij nog mogelijkheden?

“Kan je geen tien bedrijfsleiders vinden, die ooit volley speelden? Misschien kan je daar iets mee doen. Hoogspringer Eddy Annys werd toch ook één van de bazen bij Randstad. Dat soort mensen bedoel ik.

Maar het zou natuurlijk ook helpen als volleybal nog populairder werd…

“Daarvoor moet je hoe dan ook de media blijven bereiken en be-raken. Je moet ook blijven communiceren. Sport is immers niet duur in vergelijking tot b.v. de reclamepanelen aan de grote verkeerspunten. Weet je dat we zelf aan ‘led-boarding’ deden tijdens de bekerfinales volley: drie keer 15 seconden ‘VUB Postgraduaat Sportmanagement’ en dat we er een ‘lucky shot’ bovenop kregen, omdat tijdens een belangrijke fase in de wedstrijd juist onze reclame getoond werd en dat we dus ongeveer 15 seconden in Sportweekend zaten op zondag 10 februari.

Of waarom zou je op een personeelsdag van een bedrijf, een stad of een gemeente eens geen volley introduceren?

En zeker niet vergeten: als je mensen naar een sportmanifestatie wil brengen, moet je ervoor zorgen dat ze met een goed gevoel weer naar huis gaan. Dat begint al met een ruime parking, waar je niet door de plassen moet baggeren, een vriendelijk onthaal aan de inkom en het verschaffen van nuttige informatie. De toiletten moeten verzorgd zijn en de pintjes mogen niet te lauw zijn of de hamburgers koud. Daarnaast moet er natuurlijk spektakel geboden worden. Dat kan door het sportgebeuren zelf, maar misschien ook wel door een aantrekkelijke omlijsting.”

Welke tips geef je jouw studenten aan de VUB in dat verband nog mee?

“Ik geloof erg veel in het bouwen en onderhouden van netwerken. Creëer betrokkenheid bij alle participanten in de sport. Bij onze sportmanagementopleiding moeten onze studenten vijf K’s onthouden: Kennis, Kunde, Kennissen, Krachten en die vier samen bieden niets anders dan veel Kansen.

Door zulke opleidingen proberen we ook een sfeer te creëren, waardoor we meer en meer een sportland worden. Ik vind b.v. dat het in ons land ontbreekt aan één groot nationaal sportcomplex, met alles erop en eraan, zoals de Allianz Arena in München, of Wembley in Londen of zelfs ‘maar’ het sportcomplex van ADO Den Haag. Een Europese sportarena in de Europese hoofdstad, waar je b.v. de Memorial Van Damme kan spreiden over twee dagen, waar er een uitschuifbare grasmat ligt zodat er ook grote culturele manifestaties kunnen doorgaan en waar er tegelijkertijd plaats is voor een Europees Huis van de Sport. Want is sport binnen Europa geen snel groeiende markt? De plannen bestaan, maar wanneer een goede concrete, doordachte uitwerking?”

Tekst: Marcel Coppens

Foto: Jos Verschueren